Het ecofeminisme van de getemde ‘vrouwelijke natuur’
“De lente zal komen en haar schoonheid zal iedereen gelukkig maken”, klonk enkele weken geleden in metrostations in Kiev. Verschillende volksliederen, waaronder het lied ‘In de kersentuin’, dienden als daad van verzet tegen de raketaanvallen en de oorlog die blijft voortduren. Annalin van Putten ziet hierin een link tussen politieke ne maatschappelijke verschijnselen en een belangrijke verschuiving in de positie van het vrouwelijke daarin.
Het feit dat juist dit lied in Kiev werd ingezet als ‘antwoord’ op (sociale) onderdrukking, illustreert dat de demonstraties en de samenhangende sociaal-maatschappelijke en geopolitieke verschuivingen van de afgelopen jaren, niet langer naast elkaar afspelen, maar parallel aan elkaar lopen, of zelfs in elkaar overgaan. Het klimaatbeleid dat – mede dankzij de pandemie – in veel landen centraler is komen te staan, ‘dwingt’ een ‘hernieuwde’ blik op de onderdrukking van de aarde af en leidt daarmee tot een ruimer bewustzijn over onderdrukking als fenomeen. De structurele onderdrukking van de natuur wordt door ecofeministen daarom gelijkgesteld aan sociale onderdrukking en zij benadrukken het belang van een gelijkwaardige relatie tussen mens en natuur.
Ecofeminisme
Het ecofeminisme (als politieke beweging) verwierf bekendheid in de jaren tachtig in de Verenigde Staten. Deze feministen legden het verband tussen de vernietiging van de natuur en de onderdrukking van vrouwen. Zij vonden nieuwe vormen van mobilisatie uit en produceerden teksten en rituelen om hun lichaam, geest en omgeving terug te winnen. Volgens filosofe en onderzoekster Émilie Hache willen ecofeministen zich hun lichaam weer toe-eigenen, in bezit nemen en vieren. Een lichaam dat eeuwenlang gedemoniseerd, vernederd en verguisd is. Daarnaast willen ze ook de oorlogszuchtige verhouding met de natuur, die zich daar parallel aan heeft ontwikkeld, ter discussie stellen. De vraag die volgens haar centraal gesteld moet worden is: hoe kunnen we (weer) een band opbouwen met een natuur waarvan we zijn uitgesloten, of waarvan we onszelf hebben uitgesloten omdat we er gedwongen en op een negatieve manier mee zijn geïdentificeerd? Ook de weigering om ‘de natuur’ te laten gebruiken als voorwendsel om vrouwen een bepaalde bestemming of gedragsnorm op te leggen, zoals moederschap of heteroseksualiteit, is iets dat ecofeministen centraal willen stellen.
Onderwerping
De stelling dat de onderwerping van vrouwen gelijk opging met de onderwerping van de natuur, werd in 1980 vooral verdedigd door filosofe Carolyn Merchant in haar boek The Death of Nature. Zij omschrijft een mentaliteitsverandering ten aanzien van de natuur die is ontstaan door de intensivering van menselijke activiteiten in de Renaissance – die enorme hoeveelheden metaal en hout vereiste, evenals uitgestrekte landbouwgebieden. Waar er sinds de oudheid een taboe op mijnbouw rustte, omdat dit werd gezien als een agressieve daad en zelfs als een verkrachting van de aarde die men als een voedende, moederlijke figuur zag, vond er een kentering in het denken over de natuur plaats. De aarde zou voortaan als ‘grondstof’ worden gezien.
Verbreken van de ‘moederband’
Met het weghalen van de natuur om plaats te maken voor (gemoderniseerde) steden die aansloten bij de behoeften van de ‘moderne’ mens, vervreemdde de mens zich geleidelijk aan van de natuur. De organische relatie tussen mens en natuur begon hiermee te verdwijnen, met als gevolg dat de ongetemde en chaotische natuur meer en meer werd bedwongen door de dominanter wordende menselijke ratio. Met het ontstaan van een mechanistisch wereldbeeld in de zeventiende eeuw, werd de wereld volgens Mona Chollet waargenomen als dood en de materie als passief.
Archetypisch denken
Wat er in die periode gebeurt, is wat filosofe Susan Bordo het ‘drama van de bevalling’ noemt: ‘de mens ontrukt zich aan het organische en moederlijke universum van de Middeleeuwen en werpt zich in een nieuwe wereld waar helderheid, afstandelijkheid en objectiviteit heersen’. Volgens Bordo poneerden de grondleggers van de moderne wetenschap bewust en expliciet de stelling dat de ‘mannelijkheid’ van de wetenschap een nieuw tijdperk inluidde. En ze associeerden mannelijkheid met een schonere, zuiverdere, objectievere en meer gedisciplineerde epistemologische verhouding tot de wereld.
Het eeuwenoude, archetypische denken over een vrouwelijke wereld, getypeerd als ‘de grote moeder’ of ‘moedergodin’, is echter iets dat de mens van meet af aan geïnternaliseerd heeft in zijn psyche. Volgens psychoanalyticus Erich Neumann is hét centrale symbool van het vrouwelijke ( de ervaring van-) het vat; in universele zin wordt het vrouwelijke ervaren als iets lichamelijks, waar ieder individu middels een participation mystique afhankelijk van is, of in relatie mee is. Als vat houdt zij leven in zich, draagt zorg voor dit leven en houdt het daarmee in stand. Vandaar dat onze verre voorouders een psychische link legden tussen de ervaring van een verzorgende moeder die hen in leven hield en een moeder aarde of ‘moedergodin’ die eveneens verantwoordelijk was voor hun voortbestaan.
Getemde natuur
Door de nadruk te leggen op een ‘hypermasculien kennismodel’ en de natuur te archetyperen als chaotisch, ongetemd en vrouwelijk, werd ook het menselijk lichaam (als onderdeel van de chaotische natuur) ondergeschikt gemaakt aan de menselijke geest en ziel. Omdat de dominante gedachte was dat vrouwen dichter bij de natuur stonden, moesten zij volgens Merchant eveneens getemd worden. Dit heeft volgens Chollet tot een negentiende-eeuws beeld geleid van de eindelijk getemde natuur als volgzame vrouw die geen weerstand meer biedt als ze door de wetenschap wordt bestormd.
Actiever ecofeminisme
Het ecofeminisme lijkt opnieuw actief te worden. Komt dit door een toename aan natuurrampen waar niet van weg te kijken valt, wetenschappelijke rapporten die meer en meer gelezen lijken te worden, of lijkt er een bredere beweging en bewustwording tot stand te zijn gebracht? Hebben de demonstraties tegen sociale onderdrukking en (seksueel) geweld in de afgelopen jaren voor meer mensen wereldwijd invoelbaar gemaakt hoe schadelijk de langetermijneffecten zijn van algehele onderdrukking en geweld? En lijkt er – mogelijk door de pandemie – meer bewustzijn te zijn ontstaan over de natuur waar de mens ten alle tijde mee in verbinding staat, zelfs tegen zijn eigen wens, behoefte of controle in?
Inclusiever
Het ecofeminisme lijkt daarmee inclusiever te worden: steeds meer groepen mensen staan inmiddels op voor hun rechten en trekken de vaststaande sociale orde en binaire denkbeelden in twijfel. De complexiteit en veelzijdigheid van de natuur klinkt daarmee door in het hedendaagse debat en denken over gender, seksualiteit en sociale verhoudingen. Het debat over bijvoorbeeld de bio-industrie, ‘consuminderen’, minder reizen en klimaatdoelen met betrekking tot stikstof, wijst naar een (toekomstige) werkelijkheid waarin er niet louter afgestemd wordt op de mens en de menselijke behoefte.
Door de ‘vrouwelijke natuur’ niet alleen te verlossen van onderdrukking en geweld, maar ook van projecties die niet alleen stigmatiserend zijn, maar ook als vrijbrief golden om een grote groep te onderwerpen, te vernederen en uit te sluiten, zou er gezocht kunnen worden naar een gelijkwaardige relatie tussen de natuur en alles wat zich via die natuur laat uitdrukken en realiseren.
Annalin van Putten studeerde Theaterwetenschappen en Theatre Studies en studeerde af als dramaturg. Daarnaast studeerde ze Transpersoonlijke psychologie, Filosofie en Zingeving en Spiritualiteit aan de Academie voor Geesteswetenschappen, waarmee ze afstudeerde als transpersoonlijk therapeut. Ze is eigenaar van coachingspraktijk Aislinn, publiceert met enige regelmaat artikelen en is momenteel haar onderzoek ‘De emancipatie van de hoer’ aan het omwerken naar een boek.
Meer: Aislinn.nl.
Reageren? Graag! Email naar redactie@kd.nl (en je reactie komt onder dit artikel te staan met je naam).