Mijn eerste groupie
Laten we wel wezen: ik ben ook maar een man. Door de aard van mijn beroep ontmoet ik ieder jaar toch een paar duizend vrouwen her en der in het land bij lezingen, sabbatavonden, signeersessies en feesten. Ik zou een huichelaar zijn als ik zei dat ik dat niet leuk vind.
Vrouwen hebben namelijk de gave van adoratie. Ze durven zonder terughoudendheid hun bewondering te uiten. Met glimmende ogen vertellen ze waarom mijn teksten hun geraakt hebben, en met onschuldige ogen vragen ze zomaar om een knuffel of een hug. Ik ben de beroerdste niet en geef hen dit graag. Een man fleurt van niets zo op als van vrouwelijke bewondering. Het geeft hem kracht, maakt hem blij en motiveert hem om door te gaan met wat hij doet. Eén van mijn lievelingsauteurs Hermann Hesse zei terecht dat alles wat een man in zijn leven doet, hij eigenlijk onderneemt om de bewondering en het respect van vrouwen te verdienen.
Maar op den duur word je verwend. Ik had al regelmatig tegen Christine geklaagd dat ik nooit eens een groupie had onder mijn lezeressen. Allemaal leuk en aardig, die vriendelijke uitdrukkingen van bewondering, maar waarom was er nooit eens een vrouw die me toefluisterde dat ze hopeloos verliefd op me was, of nog beter schaamteloos zei dat ze me hier en nu wilde.
Niet dat ik daar op in zou gaan, echt niet, maar het zou mijn mannelijk ego toch strelen. Ik begon me zelfs af te vragen of er iets mis met me was. Ik dacht bij mezelf; ik ben toch niet zo lelijk dat niet één van al die vrouwen het ooit in zijn hoofd haalt mij de liefde te verklaren?
Of was het nog erger met mij gesteld? Misschien was ik zo één van die types die vrouwen beschouwen als hun ideale maatje, hun knuffelbeer. Je weet wel, zo’n man met wie ze al hun vertrouwelijkheden delen, hun onzekerheden, hun geheimen en hun verlangens over ándere mannen. Omdat je ‘zo veilig’ bent. Van dat syndroom had ik in mijn jeugd vaak last gehad. Bloedmooie meisjes die met niet meer dan een t shirt aan de hele nacht vertrouwelijkheden uitwisselden, omdat ze met mij zo goed konden praten, terwijl ik alleen maar dacht, ik wou dat je met mij iets anders goed kon dan praten. Ja, een semi-homomaatje dus. Zo’n gezellige homovriendin, die niet bedreigend is, met als enige verschil dat ze mij gelukkig niet om kleding, haar of make up advies vroegen.
Was ik dan nog steeds zo’n ‘veilige knuffelbeer’ vroeg ik me vertwijfeld af, die vrouwen zo goed begrijpt, waardoor ze zich gezien voelen, waaraan ze alles kunnen zeggen en vragen, maar was ik verder een volstrekt seksloze eunuch in hun ogen?
Of was het omdat ik in mijn boeken en lezingen zo uitgebreideld de liefde voor mijn vrouw en dochter bezong? Dat mijn lezeressen zo welopgevoed waren dat ze daar respect voor hadden en daarom geen enkele versierpoging richting mij ondernamen? Dat ze zich neerlegden bij het gegeven dat de leukste mannen getrouwd zijn en ik dus niet in aanmerking kwam voor hun trofeeënkast?
Hoewel Christine me regelmatig als troost wees op vrouwen die me volgens haar wel heel leuk vonden, geloofde ik het niet. Ik ontving in ieder geval van die vrouwen niet de signalen die ik me daar bij voorstelde. Goed, ik snap dat de status van een schrijver anders is dan van een popzanger. Het was niet dat ik verwachte dat er tijdens mijn lezingen slipjes naar het podium zouden gegooid worden, maar iets spannend zou er toch wel eens in mijn schrijverscarrière mogen gebeuren. Al was het alleen maar omwille van het sterke verhaal dat ik op mijn oude dag zou kunnen vertellen.
Mijn gebeden werden verhoord. Geheel onverwacht. Ik was op een tropisch boekenfeest bij een zwembad. Natuurlijk was de stralende vrouw met de enorme blonde krullenbos en de laag uitgesneden jurk me al opgevallen. Uiteraard had ik al wel gezien dat ze naar me gelachen had, geknipoogd zelfs, en me de hele avond opzocht. Maar wat ik niet verwacht had, was dat toen ik een praatje met haar maakte, en dit even onderbroken werd door en andere vrouw die iets zei, ik ineens “Joehoe Geert” achter me hoorde. Ik draaide me om, en hoe ze het voor elkaar gekregen had, weet ik niet, maar binnen enkele seconden was de blondine er in geslaagd uit haar jurk te stappen, en zwaaide ze me poedelnaakt toe vanuit het zwembad. “Kom erbij Geert, kom, gaan we samen lekker zwemmen”, nodigde ze me uitbundig uit. Ik schoot in de lach omdat ik me nauwelijks voorstellen kon dat dit écht gebeurde. Bovendien was ik er van overtuigd dat ze een grapje maakte en maakte ik me er op mijn beurt met een grapje van af.
Maar toen later die avond diezelfde blondine, halfnaakt, voor het raam van mijn hotelkamer op de benedenverdieping stond en verleidelijk tegen het raam tikte, wist ik dat het geen grapje was. Mijn God, dacht ik, wat moet ik hiermee? Ik wilde de vrouw, die ik verder heel aardig vond, niet beledigen. Maar uit hoffelijkheid om haar niet te kwetsen, met haar naar bed gaan, was dan weer het andere uiterste. Ik koos dus maar voor de schlemielige aanpak. Ik lachte wat onnozel en gebaarde dat ik nog druk aan het schrijven was, en schoof halfhartig het gordijn dicht. Het getik tegen het raam en het “gejoehoe” ging nog een hele poos door.
Voor het eerst begreep ik hoe een vrouw zich moest voelen bij de aandacht van een opdringerige man die van geen ophouden wist. Hoe kon je dan diplomatisch en vriendelijk blijven en iemand in zijn eigenwaarde laten? Ik begreep dat sommige vrouwen wel uit zelfbescherming gekozen hadden voor een ongenaakbaar, arrogant en onbenaderbaar vertoon om zich tegen dit soort opgefokte lieden te wapenen.
Maar toen de blondine de volgende ochtend in de ontbijtzaal een luide, suggestieve opmerking maakte dat we tóch de nacht met elkaar hadden doorgebracht en het zo fijn was, was voor mij de maat vol.
Ik ging het gesprek met haar aan. En dat was goed. Zij was een vrouw, zei ze, die alleen maar haar liefde wilde delen, omdat haar hart zo overstroomde. Dat had ze al gehad vanaf dat ze een klein meisje was. Zelden was ze hierin begrepen. Haar leven lang was ze uitgemaakt voor slet en hoer, en vele mannen hadden haar respectloos behandeld, hadden haar zelfs geslagen, in elkaar geramd en verkracht. Maar toch was haar liefde ongeschonden gebleven. Haar liefde was te krachtig om in elkaar te beuken ondanks het onbegrip van zovele mensen. Ja, natuurlijk had ze met mij naar bed gewild, zoals met iedereen die ze lief vond, mannen en vrouwen. En ze had het me geen seconde kwalijk genomen dat ik dat niet gewild had. Haar hart was groot genoeg om dat te dragen. Zij wilde alleen maar in alle facetten een bron van liefde zijn.
Ja. Dat was mijn eerste groupie dus. Of eigenlijk ook weer niet helemaal. Ze wilde niet eens naar bed met mij omdat ze mijn boeken zo mooi vond, die had ze niet eens gelezen, maar omdat ze me lief vond.
Wat een gedoe, zuchtte ik tegen Christine, die groupies. Ik begrijp niet hoe die schrijvers die dat voortdurend hebben nog tijd vinden om te schrijven. Christine glimlachte wijs zoals alleen een wijze vrouw dat kan die weet dat haar man als was in haar handen is.