Zo boven zo beneden; de gouden draad van het bewustzijn
Er is iets vreemds gebeurd in de geschiedenis der mensheid. Zolang mensenheugenis en bronnen aangeven (al zijn er voor de uitvinding van het schrift zo’n 5000 jaar geleden nog wat onzekerheden) is bij de mens altijd de overtuiging geweest dat alles ‘van boven kwam’. Dat alle gebeurtenissen op aarde afspiegelingen waren van kosmische gebeurtenissen. Zo boven zo beneden…
We zien dat nog terug in parallelle verschijnselen waarin ‘bovenwereld, de zichtbare kosmos’ verbonden wordt met beneden, de aarde. Zo zijn de Egyptische piramiden bijvoorbeeld gebouwd op het patroon van het sterrenbeeld Orion en heiligdommen van Osiris werden geplaatst als projectie van de sterren in het zodiacteken Schorpioen, het teken van Osiris. Alsof men van boven af de ‘schaduwen’ van de sterren markeerde.
Door dr. Jacob Slavenburg
In oude scheppingsmythen is er bijna altijd sprake van een primaire hogere macht, waaruit goden en godinnen worden gevormd die de scheppers van aarde en mens zijn. Soms wordt die hogere macht zelf ook God genoemd, of nog juister Godin. Want de cultus van de Grote Godin (ook wel: Grote Moeder) ging vooraf aan een reeks van al dan niet gehuwde goden. Een nog latere ontwikkeling is de aanbidding van één mannelijke God als schepper van hemel, aarde en mens. Voorbeelden daarvan vinden we onder meer in het oude Egypte waaruit de vrouwelijke oer-oceaan een heuvel oprijst waarop de eerste mannelijke god verschijnt; in Mesopotamië waar de oermoeder Tiamat verslagen wordt door haar achterkleinzoon Marduk; en in het oude Griekenland waarin Gaia’s kinderen door haar zoon en later partner Oeranos naar de onderwereld worden verbannen. Door een list ontsnapt kleinzoon Zeus aan de vernietigingsdrang van zijn vader en wordt de Olympische hoofdgod.
In het oude Israël wist men van het huwelijk tussen JHWH en Asjera. Asjera werd ook vereerd in de tempel, totdat – na de Babylonische ballingschap – JHWH de enige God wordt en Asjera wordt wegschreven – zoals later met Maria Magdalena is gebeurd…
De overgang van een matriarchale maatschappij gaat geleidelijk over in een patriarchale.
Maar het beeld van een kosmische macht, een God of Godin, die aan het begin van de schepping staat blijft overeind.
De kern van al die oude mythen is dat er eerst niets was, toen iets, lucht, pneuma, Geest. En uit Geest kwam stof, materie voort. Stof, materie wordt beleefd als een ‘stolsel’ van geest. Dat is niet alleen een esoterisch gedachtenspinsel, maar de kern daarvan vinden we ook terug in de theory of the big bang: eerst was er hitte (vuur) dat bij afkoeling overgaat in gasvorming, verder stolt tot water en uiteindelijk vaste materie.
Godsbeeld
Het ervaren van een verbondenheid met het Al(les), ook kosmologisch gezien, is de kern van religie. Religie is iets wezenlijk anders dan godsdienst (al scheert men dat in encyclopedieën en woordenboeken onterecht vaak over één kam). In godsdienst zitten twee woorden: god en dienst. Maar wat/wie is God? Grote oorlogen zijn gevoerd tussen mensen die van elkaar verschilden door een – vaak van buitenaf opgelegd – godsbeeld. Jung noemt het een projectie van onze eigen angsten, verlangens, hoop etc. op een typos, een beeld van God. De dienst aan God is al eeuwenoud: offers, hymnen, gebeden, enz. In het beste geval ook dienst aan de goddelijke wijsheid.
Religie gaat ook prima zonder institutionele godsdienst. De mens is een homo religionis, een religieus wezen. Religie in de letterlijke betekenis van ‘terug-verbinding’ met de bron van alles, waaruit de universele liefde stroomt.
Verlichting
Dan gebeurt er iets vreemds in de mensheidsgeschiedenis. Na de verlichtende Renaissance, waarin de filosofie nog doordrenkt is van de eeuwenoude ervaring dat materie voortvloeit uit Geest, is daar plots de Verlichting. Verlichtingsfilosofen als Descartes reduceren de mens tot een ‘machine’ een materiele constructie. ‘De ziel werd uit de materie gehaald’, zoals Rupert Sheldrake het zo treffend beschreef. In het begin van de Verlichtingsperiode waren verlichtingsfilosofen nog heel ‘gelovig’, allengs werd dat minder (uitzonderingen als Einstein daargelaten). Want als alles te berekenen valt volgens een materialistisch wetenschapsbeeld heb je God niet meer nodig. Maar niet alleen God werd zo met het badwater van bijgeloof weggespoeld, ook de verbinding met de bron van alles.
Nu zijn er altijd bewegingen geweest, binnen en buiten godsdiensten, die materie als een hindernis zagen voor de verbinding met het Hogere, met God. Ascese en vasten waren gebruikelijke instrumenten daarvoor. Daar recht tegenover staat het moderniteitsdenken dat religie uit de mode is en dat materie de enige wetenschappelijke zekerheid is.
Existentiële vragen
Toch is er iets bijzonders aan de hand. In mijn digitale serie “Reis langs de mysteriën” noem ik het de gouden draad die door de mensheidsgeschiedenis loopt. Die gouden draad is ‘bewustzijn’. Bewustzijn is het eindpunt van bewustwording. Bewustwording van de existentiële vragen: Wie ben ik?; Waartoe ben ik hier?; Wat is mijn bestemming?
Via Mysteriescholen werden mensen vroeger ingewijd in de geheimen van het Zijn. Door de rituelen, symbolen en oefeningen werd men als het ware opgetrokken in de goddelijke sferen. Mysterieleerlingen ervoeren letterlijk midden in de nacht de stralende zon en stonden oog in oog met de onbewust geprojecteerde goden. In mijn bovengenoemde filmcollegereeks Reis langs de mysteriën geef ik daarvan verscheidene voorbeelden. Na dergelijke ervaringen was de mens niet meer wat hij eerst geweest was. Hij leefde in een hoger ethisch bewustzijn.
Merendeels waren dat collectief beleefde ervaringen in mysteriegenootschappen. Langzamerhand vervaagt deze manier van collectieve inwijding. Er vindt een overgang plaats van het collectieve naar het individuele. Historisch is dat in de westerse geschiedenis rond 400 voor het begin van onze jaartelling zichtbaar. Mundane kosmologie wordt individuele horoscopie; collectieve heelkunst (zoals in de Pir Ankh’s in Egyptische tempels en centra van Asclepius) wordt individuele geneeskunde.
Al-bewustzijn
Tweeduizend jaar later vindt een nieuw omslag plaats. In de Verlichting zoekt men naar verklaringen voor verschijnselen en rekent men af met ‘bijgeloof’. Bestudering daarvan leidt tot zeer gedetailleerde kennis van de materie, inclusief het menselijk lichaam. De schaduwzijde van deze splendide verlichting is de verduistering van het ongrijpbare. Er zijn dan twee bewegingen die diametraal tegenover elkaar staan. De geharnaste materialisten, die niets met ‘esoterische’ zaken van doen willen hebben, tegenover de ‘spirituelen’ die vaak iedere vorm van kritische beschouwing ontberen. Gelukkig zijn er steeds meer mensen die die twee werelden met elkaar verbinden. Want het zijn eigenlijk geen twee werelden. Ze maken deel uit van dezelfde werkelijkheid.
Een mooi voorbeeld is het gesprek over ‘bewustzijn’. Diehardwetenschappers als Swaab situeren het bewustzijn in de hersenen: ‘wij zijn ons brein’ – wetenschappelijk vastgesteld… Nu zijn er meerdere definities van wetenschap. Iemand als Pim van Lommel werkt ook met wetenschap. Hij stelt vast dat het bewustzijn niet in de hersenen zetelt maar non-lokaal is. Met andere woorden: het bewustzijn is een universele toestand waar de mens verbinding mee kan maken, onder meer door middel van zijn hersenen (en zijn hart), als antennes voor de signalen uit het al-bewustzijn. Swaab vindt dat onwetenschappelijk, maar wetenschappers als Ervin Laszlo, Rupert Sheldrake en onderzoekers naar het Zero Point Field onderschrijven het bestaan van een grenzeloos Al-bewustzijn.
Onzichtbare binnenwereld
Naast onze zichtbare buitenwereld is er een onzichtbare binnenwereld. Ze vormen samen één geheel in het zoeken naar zingeving. Alles is met alles verbonden, leerde de oude Hermes Trismegistus al. Als materie niet nodig zou zijn, zou het eenvoudigweg in die wonderbaarlijke kosmos niet bestaan. Materie heeft dus zin en betekenis. Of, zoals Teilhard de Chardin uitroept: ‘Gij, stof, maakt het mogelijk daarin Geest te ontwaren’. Bewustwording van wie we ten diepste zijn, van onze plaats in de totale samenhang in een cyclus van geboorte, sterfte, wedergeboorte, van lente, zomer, herfst en winter, van jeugd, adolescentie en gerijptheid, voert tot bewust-zijn. Daarvoor moeten er eerst veel aannames losgelaten worden; door je bewust te worden van al die aanklijfsels, van dogma’s, van overtuigingen die in on-bewustzijn overgenomen zijn van anderen, van onbestemde angsten en wat dies meer zij. Dat mag leiden tot een diep besef en een ervaren van een allesdoordringend geestelijk bewustzijnsveld waar we allen deel van uitmaken. Het loslaten van al die zaken die we ons hebben toegeëigend (en die ons een schijngevoel van veiligheid geven) gaat gepaard met (groei)pijn.
Echter, door die confrontaties met ons zelf, door die ‘breuken’, valt het licht binnen. Zoals de onlangs overleden Leonard Cohen het zo mooi verwoordde in zijn song Anthem: ‘There is a crack in everything, that’s how the ligth gets in’. Het is een inwijdingsweg die het leven ons zelf aanreikt als we er voor open staan.
Meer: www.jacobslavenburg.nl.