Het vroegste christendom ging toch nét ietsje anders…
Het Nieuwe Testament van de christelijke bijbel begint met vier evangelieverhalen, vier ‘blijde boodschappen’. Deze boodschappen werden opgetekend door mensen wiens naam we niet meer kennen. De evangelisten uit het vroegste christendom vertelden allemaal hetzelfde verhaal, en toch weer anders. Ze hadden gemeen dat ze schreven in een tijd dat de situatie in hun omgeving drastisch anders was dan in de periode die ze beschreven. Want het waren geen tijdgenoten van Jezus. Hun ‘getuigenissen’ stammen uit de tweede helft van de eerste eeuw.
Door Jacob Slavenburg
Hoe afwijkend de evangeliën echter onderling ook mogen zijn, in ieder verhaal is er overduidelijk sprake van een bijzonder mens, Jezus van Nazareth. Deze Jezus was op aarde gekomen met de blijde boodschap van een Koninkrijk. Een Koninkrijk waarin de mens (weer) in een soort paradijselijke toestand zou gaan verkeren. Deze wonderbaarlijke man, aan wie vele wonderen werden toegeschreven, zou volgens overgeleverde verhalen gekruisigd en begraven zijn. De kern van de blijde boodschap was echter dat het daarmee niet gedaan zou zijn. Nee, na zijn dood zou Jezus nog zijn verschenen aan zijn trouwe metgezellen en aan vele anderen.
Evangeliën en het vroegste christendom
De vier naamlozen van het vroegste christendom waren geen historici, maar verkondigers van een evaggelion (Grieks: blijde boodschap). En alles wat die boodschap in hun ogen sterker maakte, gebruikten zij voor hun doel: spaarzame historische feiten, pseudo-historische zaken, ongecontroleerde overleveringen, mythen en verzinsels. Een van de evangelisten uit het vroegste christendom, is men rond het jaar 130 na Christus ‘Lucas’ gaan noemen; hij ging door met zijn ‘verslaggeving’. Hij componeerde aan het eind van de eerste eeuw een pakkend verhaal over wat er na de opstanding gebeurde. Deze vroeg-christelijke roman is in het Nieuwe Testament opgenomen als “Handelingen van de Apostelen”. Een roman, eveneens gebaseerd op zeer schaarse feiten, pseudo-historische overleveringen en verdichtsels. Een verhaal vol dramatische gebeurtenissen, maar met een happy end. Zo ging dat vroeger.
De ware geschiedenis tussen het jaar 30 (dood van Jezus) en 70 (val van Jeruzalem) kent geen happy end. Wat gebeurde er in die tijd? Een van de vele aspecten is het ontstaan van een gemeenschap in Jeruzalem, de stad waar Jezus gekruisigd werd. Zijn eerste volgelingen waren, net als hijzelf, joden. Joden die in de synagoge bleven komen en de tempel bezochten. Daarnaast kwamen zij met regelmaat (waarschijnlijk op de dag na de sabbat, dus op zondagen) bij elkaar om Jezus te gedenken. En om zijn leringen in de praktijk te brengen. Had Jezus hen niet de weg naar het Koninkrijk gewezen? Een Koninkrijk – zo geloofde men in dit vroegste christendom – dat in die dagen en in die kringen nog niet werd opgevat als zijnde op een verre hemelplaats en een verre tijd (de wederkomst van Christus), maar als een bewustzijnstoestand in het hier en nu. Hun spirituele leider – later door kerkhistorici ten onrechte bisschop genoemd – was Jacobus. Niet Petrus, over wie Mattheüs schrijft dat hij de rots was waarop Jezus zijn kerk zou bouwen, ook geen andere belangrijke apostel als Johannes of Andreas, maar Jacobus, een broer van Jezus.
Joodse navolgers
Wat was het geloof van deze zogenaamde joodse (of: judese) navolgers van Jezus, dit vroegste christendom? Zij geloofden ten eerste dat Jezus een profeet was. Een profeet die de ware bedoelingen van God uitlegde aan de mensen van zijn tijd. Een mens van vlees en bloed, geboren uit de liefdesgemeenschap van zijn natuurlijke vader Jozef en zijn moeder Maria. Wel een bijzonder mens, die zich al vroeg van zijn roeping bewust was. Hij had veel uiterlijke kennis opgedaan in de tijd dat hij leerde bij de Essenen en dat verenigd met zijn innerlijk weten. Een proces dat werd afgerond toen hij in de Jordaan gedoopt werd door Johannes, een medeleerling bij de Essenen. Daar vond, als in een lichtflits, de verbinding tussen het buiten en het binnen plaats. In de joods-christelijke literatuur lezen we dat op dat moment ook de plaats van handeling omgeven werd door een groot licht.
Net als Boeddha, vijfhonderd jaar eerder, bracht Jezus zijn leringen naar buiten. Leringen die deels zijn opgetekend in de Bijbel, maar ook in andere geschriften zoals het Evangelie van Thomas. Jezus was tot gezalfde van Licht geworden. Dat gaf zijn leringen een bijzondere lading.
Bij de dood aan het kruis stierf de mens Jezus van Nazareth. Maar niet het Licht dat hij droeg. Dat Licht werd uitgestort over diegenen die een gemeenschap met hem gevormd hadden. Later zouden Kerkvaders en christelijke theologen beweren dat zij de maagdelijkheid van Maria ontkenden en dat zij Jezus niet als (zoon van) God zagen, dus ketters waren. Hoe kon dat gebeuren? Hoe kon het gebeuren dat het oudste en meest oorspronkelijke christendom verketterd en verguisd werd?
Gnosis
Als in het jaar 66 na Christus de joodse opstand tegen het Romeinse gezag uitbreekt, gebeuren er verschrikkelijke dingen in Jeruzalem. In hun strijd tegen de Romeinen volgt de ene zogenaamde messias de andere op. Mensen die verdacht worden van collaboratie met de Romeinen worden standrechtelijk geëxecuteerd (over deze toestanden heeft de joodse geschiedschrijver Flavius Josephus een indringend verslag geschreven). Wat er nog over is van de Jeruzalemse joods-christelijke gemeente trekt dan weg uit Jeruzalem en gaat de Jordaan over. Weg van de oorlog en het goddeloze geweld. Deze joodse christenen uit het het vroegste christendom vestigen zich in streken en gemeenten in het Nabije Oosten. Hun denkbeelden leefden nog voort in de gnostiek, naast de pre-orthodoxie een belangrijke stroming in de tweede eeuw.
De pre-orthodoxie van het vroegste christendom wordt aan het eind van de tweede eeuw orthodoxie, de leidende stroming in het christendom. Er vormt zich een theologie van maagdelijke geboorte, triniteitsleer en andere zaken, die in de door Slavenburg beschreven periode (van 30 tot 70 na Christus) nog niet speelden. Iedereen die anders over dit soort zaken dacht werd tot ketter bestempeld; de gnostici, maar ook de erfgenamen van de joods-christelijke oergemeente van Jeruzalem in de diaspora.
Over “Het verguisde christendom; oorsprong en ondergang van de vroege ‘kerk’“:
Bij veel christenen bestaat het onterechte beeld van een zich van aanvang af harmonisch ontwikkelende wereldkerk, het vroegste christendom. Historicus Jacob Slavenburg toont aan de hand van uitputtend bronnenonderzoek aan dat dit een vals beeld is. Er is praktisch geen enkele overeenkomst tussen de kerken van vandaag en de vroegste christelijke gemeenten. De ‘oudste’ christenen zouden zich op geen enkele wijze in de kerkdiensten van vandaag herkennen. Een vastomlijnde theologie was niet aanwezig. Een duidelijke geloofsleer ontbrak. Van een canon en een vaste hiërarchie was nog geen sprake. Achter in het boek is er een opmerkelijke appendix met een kleine honderd uitspraken van Jezus over de Weg die mensen mogen gaan om het Koninkrijk te vinden in hun eigen hart. Titel van het boek: HET VERGUISDE CHRISTENDOM, WalburgPers 2017.
Unieke serie van 75 films met Jacob Slavenburg over de esoterische mysteriën van de verre oudheid tot de dag van vandaag
Cultuurhistoricus Jacob Slavenburg heeft een groot aantal boeken geschreven over het vroege christendom, de gnostiek, de hermetica en over androgynie. Hij is mede-vertaler van de Nag Hammadi-geschriften in het Nederlands en eindredacteur van Het Grote Boek der Apokriefen. Hij doceert onder meer aan het Jungiaans Instituut in Nijmegen. Ook geeft hij een uitgebreide cursus over de “Reis langs de mysteriën; van het oude Egypte tot Carl Gustuv Jung”. Deze colleges zijn ook vastgelegd op 75 films; een serie die besteld kan worden op de website http://www.jacobslavenburg.nl/reis-langs-de-mysterien/ .
Exclusief voor de lezers van de Koorddanser geldt er een tijdelijke korting van 34% op deze serie, inclusief een uitgebreid studiepakket. Gebruik de kortingscode febkoord34, deze is geldig tot 30 april 2017.