
Het mooie meisje van de zonnebank
Larissa, het mooie, donkere meisje van het zonnebankcentrum bij ons in het dorp, straalde altijd als ik snel even binnenwipte om 20 minuten zomervakantie bij haar te genieten. Niet dat ze straalde omdat ik langskwam, denk ik tenminste, maar gewoon omdat ze daar met plezier zat. Zoals ons hondje London altijd blij is als we weer thuiskomen. En van gekkigheid niet weet wie hij het eerst van dol enthousiasme moet bespringen; Christine, Zonneke of ik.
Niet dat Larissa me besprong, verre van, maar er sprak een gretig enthousiasme uit haar ogen, als ik binnenliep. Blij dat er iemand langs kwam. Het voordeel voor mij was dat ik bij Larissa altijd terecht kon. Ze had een vijftal zonnebanken en ik had nog nooit meegemaakt dat deze niet vrij waren. Op zich vond ik dat natuurlijk ook wel triest voor haar. Ik vroeg me vaak af terwijl ik daar in mijn blootje onder het grilrooster lag, hoe houden ze het hier vol? Ik vond het eerlijk gezegd ook zielig voor Larissa, dat zo’n mooie, jonge, frisse meid haar dagen doorbracht achter de balie van zo’n zonnecentrum. Wat deed ze daar de hele dag toch? Behalve dan een doekje over de bank heen halen, nadat ik weer vrolijk het leven instapte? Lezen zag ik haar nooit. Ze zat er maar. Vrolijk, mooi en aardig te wezen. Wanneer ik verhit uit mijn cabine stapte, bood ze me altijd een glaasje water aan, dat ik iedere keer vriendelijke weigerde.
Larissa is zo’n meisje bij wie ik me niet echt op mijn gemak voel. Als ik een glaasje water zou accepteren, dan zou ik een aantal minuten met haar moeten praten en alleen al die gedachte maakte me paniekerig. Ik heb hetzelfde vaak met kapsters. De gedachte dat ik gedurende een half uur zal moeten converseren met zo’n meisje dat met schaar en scheermes wat van mijn haar tracht te maken, boezemt me angstzweet in. Ik ben niet zo sterk in koetjes en kalfjes. “Lekker weertje vandaag,” krijg ik mijn strot niet uit. Waarmee ik niet wil beweren dat kapsters domme meisjes zijn die alleen maar over het weer kunnen praten, maar wanneer ik in zo’n stoel zit, lijkt het of ik plots autistisch word en kan ik alleen nog maar wat onhandig stamelen.
Maar toch, bij één van mijn bezoekjes aan Larissa, ik weet niet waar ik de moed vandaan haalde, begon ik opeens een gesprekje aan haar balie.
“Waar is Mo eigenlijk,” vroeg ik. “Ik zie hem hier nooit meer.”
De vriendelijke oogopslag van Larissa veranderde in een bliksemschicht.
“Mo,” zei ze, “Hoe zou ik dat kunnen weten. Dit is mijn zaak nu.”
Verbaasd keek ik haar aan. Zover mijn kennis reikte, was dit zonnebankcentrum al jarenlang de zaak van Mo. Een onwijs gespierde, knappe Marokkaan, die de eerste jaren, toen hij er nog zelf zat, voortdurend achter de balie zat te studeren. Hij wilde wellnesscoach worden, en op fanatieke wijze gebruikte hij zijn vele, stille uren in het zonnebankcentrum om zijn kennis bij te vijzelen. Een ambitieuze jonge man, die droomde van een keten van zonnebankcentra en ik geloofde in hem. Heilig.
“Sorry,” stamelde ik tegen Larissa. “Dat wist ik niet. Ik dacht dat jij de zus van Mo was.”
Larissa keek zo mogelijk nog woedender nu.
“Ik, de zus van Mo? Helemaal niet. Ik heb de zaak van hem overgenomen. Verder heb ik niets met hem te maken.”
“O, wel gefeliciteerd,” piepte ik nog om vervolgens snel in mijn cabine te verdwijnen.
Sinds die dag is er toch iets gebroken in de verstandhouding tussen Larissa en mij. Een glaasje water kreeg ik nooit meer aangeboden. En op een bepaalde keer zei ze toen ik weer binnenliep voor een spontaan zonnebuitje, “Dat is dan 10 euro.”
“Hoezo,” zei ik, “ik betaal toch altijd vooraf?”
“Je saldo is op,” zei ze bits.
“O, prima, dan zal ik bijstorten.”
“Nee, mijn pinapparaat is stuk.”
“Tja, sorry, ik heb geen cash bij me. Mag ik dan de volgende keer bijstorten?”
Ze keek me aan alsof ik een junk was die bedelde om zonlicht. En met een barse hoofdbeweging liet ze met toe tot haar zonneparadijs.
Was het mijn schuld dat ook de daaropvolgende weken haar pinapparaat maar steeds defect bleek, en ik het nu eenmaal niet in mijn systeem had, met cash geld haar te bezoeken? Ze ging me stilaan zo’n beetje haten, geloof ik. Terwijl ik heel graag wilde betalen, maar gewoon met een pinkaart, zoals ik dat al jaren deed.
Het dieptepunt van onze relatie was vorige week. Het was 10 voor 8, en ik dacht, ik ga lekker nog even onder de zon, na een dag hard werken. Ik begreep niet waarom Larissa me nu weer zo woest aankeek.
“Wil je in het vervolg niet meer vlak voor sluitingstijd komen,” bitste ze me toe. “ik wil ook naar huis.”
Ik was ervan overtuigd dat ze tot 9 uur open zou zijn. Maar, dacht ik bij mezelf, wat dan nog, dan werkt ze eens één keer 10 minuutjes over.
“Ik sluit om 8 uur, dan moet je hier niet om tien voor 8 aankomen.”
Opeens had ik zo genoeg van Larissa. Ik ben al jaren vaste klant. Ik was, op deze ene keer na, nog nooit vlak voor sluitingstijd gekomen. Dan zou het haar als jonge zakenvrouw toch sieren, me met het respect en de hartelijkheid die vaste klanten verdienen, zonder morren toe te laten.
“Graag of niet,” riep ik onmachtig uit, en liep weer naar buiten.
Ik ben opgegroeid in een boekenwinkel. Ik heb nooit anders gezien dan dat de klant koning was bij ons thuis. Als zelfstandige wist je dat je geen vaste tijden had en dat je voortdurend nieuwe dingen moest bedenken om je klanten het naar de zin te maken. Ik kan me niet voorstellen dat mijn ouders ooit één klant niet zouden hebben binnen gelaten, zelfs al was de deur al gesloten.
Maar voorvalletjes zoals met Larissa, zijn tegenwoordig schering en inslag. Ik verbaas me zo over de klantonvriendelijkheid in zoveel winkels, restaurants en cafés. Het is crisis, denk ik dan wel eens verbijsterd. Is het niet net de tijd dat we allemaal eens een tandje bij moeten steken? Dat we blij mogen zijn dat we werk hebben, of een eigen zaak, en dat we er onze verdomde plicht voor doen, om dat tot een succes te maken. Niemand is van hard werken dood gegaan. En als je werk je passie is, dan ben je toch alleen maar blij als je andere mensen kan helpen?
Ik ben bang dat er nog heel wat zaakjes over de kop zullen gaan de komende jaren. Maar dat er in een flink aantal gevallen niet de crisis als oorzaak van het falen zal kunnen worden aangewezen. Komaan mensen, we zijn hier toch om wat van ons leven te maken? Laten we tegen de stroom ingaan, en met alle passie die we in ons hebben, ons leven maximaal tot bloei brengen.
Voorlopig blijf ik Larissa nog trouw. Zo ben ik dan ook weer. Ook al kwispelt ze niet meer vrolijk met haar staartje zoals onze London wanneer ik binnenloop. En ach, wellicht is het ook wel niet haar passie, dat zonnebankcentrum. En dan is het misschien uiteindelijk een zegen wanneer er uiteindelijk helemaal niemand meer komt.