Soms, dan kijk ik naar mijn kleine dochter
Soms dan kijk ik naar mijn kleine dochter, en dan denk ik, mijn hemel wat ben je toch groot geworden. Dan lig je te slapen, met je naakte lijfje, het donsdeken van je afgetrokken omdat je dat te warm vindt, jouw haren wild. En dan denk ik, hoe lang zal het nog duren of daar ligt ook een naakte jongen naast, een arm beschermend om je heen geslagen. Of een meisje, zo ruimdenkend ben ik wel.
Soms denk ik, ben ik wel de goede vader voor jou? Luister ik wel voldoende naar je verhalen? Maak ik wel genoeg tijd voor jou? Doen we wel genoeg spannende dingen samen? Ben ik wel degene die jij in je jeugd nodig hebt?
En dan vraag ik me af hoe jij op je jeugd zal terug denken. Zal je zeggen; mijn vader was wel altijd thuis maar met zijn gedachten zat hij in de 17e eeuw? Zul je vinden dat ik jou veel te vrij liet en te weinig regels oplegde? Of zou je op basis van die weinige regels, me als te streng beoordelen?
Hoe zal het zijn als jij volwassen bent? Als jouw thuis niet meer hier is, maar eerst op een studentenkamer, dan op een appartementje en uiteindelijk in een huis ergens op deze wereld? Zal ik jou dan nog vaak zien? Zul jij mij af en toe bellen of mailen? Zal je je met tegenzin naar huis begeven, of zal het iedere keer een feestje zijn wanneer we elkaar dan weer zien?
Zullen we voldoende vertrouwen hebben opgebouwd dat je weet dat je altijd bij mij terecht kunt? Wanneer jou nare dingen zijn overkomen. Wanneer je diep gekwetst bent, of afgewezen in iets wat je heel graag wilde. Wanneer je niet meer weet of je van je vriend of vriendin houdt en hem of haar misschien wel hebt bedrogen en jij je daar zo schuldig over voelt. Zul jij mij dan niet als een moraalridder zien, die dat toch allemaal niet begrijpt. In wiens tijd het allemaal anders was, en iemand die eigenlijk nooit van deze wereld is geweest?
Zul jij je afzetten tegen de dingen die ik belangrijk vond? Zul je bewust een ander pad inslaan om niet met mij vergeleken te hoeven worden? Zul je opstandige keuzes maken om mij te provoceren? Of zul je toch gewoon je hart volgen, en wanneer ik je dan niet begrijp, me voor de voeten werpen; wie zei mij altijd papa dat ik moest doen, wat mijn hart me ingaf.
Nu lig je daar in je eigen wereldje. Een wereldje dat al lang niet meer zo onbekommerd is als enkele jaren geleden. Ik weet toch dat het pijn deed dat jouw beste vriendinnetje geen enkele reactie gaf toen jij een met zoveel zorg uitgekozen cadeautje voor haar verjaardag gaf. Maar je houdt al zo vaak rekening met haar omdat je weet dat ze, zoals volwassenen dat noemen, een beetje autistisch is. Maar dat ze jou eens één keer spontaan zou omhelzen of zoenen, dat had je zo gehoopt.
Ik weet toch de jongens van je klas soms lelijke dingen tegen je zeggen, en dat ook de meisjes niet altijd lieverdjes zijn. Ik weet toch dat jij je zo schaamde toen je dat vriendje in ruil voor vriendschap een euro had toegezegd, en je dacht dat je zo’n slecht meisje was, omdat je ouders er zo hard voor moesten werken.
Ik zie wanneer je je zoveel stoerder voordoet dan je bent. Ik lieg lustig met je mee wanneer je iets voor je vriendinnen verzonnen hebt, dat ze bij mij komen checken, en ik verbaas me over je verbeelding. Ik koester je dikke tranen wanneer je zo verdrietig of bang bent, en je kleine gezichtje mijn schouder nat maakt.
En ik strijk door je haar, en denk aan de momenten dat ik je zo ademloos zie luisteren naar het boek dat ik voorlees, en bedenk me dat ik dat zoveel vaker zou moeten doen. Of de momenten dat ik om jou te plezieren toch meekijk naar The Voice of Holland, en bijna zelfs door jou enthousiasme word aangestoken. En ik denk aan je eerste balletoptreden, dat je mama me moest aanwijzen wie jij was, tussen al die meisjes in hetzelfde pakje en de haren opgestoken.
En ik besef dat ik niet de ideale papa voor jou ben. Dat ik vaak te ernstig ben, terwijl je zo kunt genieten wanneer ik grapjes maak. En dat je voor je grote en kleine geheimpjes naar je mama gaat, die ze gelukkig stiekem aan me door vertelt, en ik denk dat jij dat stiekem ook wel weet en hoopt.
En ik denk aan jouw grote verdriet toen je een paar maanden geleden opeens jouw oude brieven aan Sinterklaas vond, en daardoor concludeerde dat ze niet verstuurd waren, en Sinterklaas dus niet bestond. En hoe ik jou probeerde uit te leggen dat alles waar je in gelooft, bestaat. En dat zelfs als Sinterklaas niet écht een persoon is die nu nog leeft, dat het gevoel waarmee we hem herdenken wel echt is, en dat het daarom gaat. En dat je toen snikte ‘maar ik hou zoveel van Sinterklaas’ kerft nog steeds in mijn hart.
En ik denk aan die vele momenten dat ik me zorgen maak om jou. Omdat je voor het eerst alleen gaat zwemmen met een vriendinnetje. Of dat je te laat thuis bent. Of omdat je ogen opeens geheel opgezwollen zijn van de pollen in de lucht, en we de hele nacht bij jouw bedje in het ziekenhuis waken.
En dan weet ik dat het er niet om gaat of dat ik jouw ideale vader ben. Omdat een vader iemand is tegen wie je af en toe moet vechten. Dat hij iemand is tegen wie je je moet afzetten om jezelf te vinden. Dat het alleen maar gezond is dat op een dag zijn oordeel niet meer het belangrijkste is, maar jouw eigen oordeel, jouw eigen inzicht, jouw eigen instinct.
Maar dat ik wel zeker weet, dat jij mijn ideale dochter bent. Dat ik niet wist dat ik zo instinctmatig zoveel van iemand kon houden. Dat ik weet dat welke keuzes jij ook in je leven zult maken, ik altijd in jou zal geloven, en trots op je zal zijn. En dat ik op mijn sterfbed hoop dat behalve de hand van Christine, jouw hand in de mijne zal rusten, en je zult fluisteren; “Het was goed papa, ga nu maar.”
En ik trek het donzen deken over je naakte lijfje heen, al weet ik dat je het straks met woeste halen in je slaap van je af zal schudden. En ik teken met mijn vinger een handtekening op je voorhoofd, omdat je dat leuker vindt dan een kruisje. En ik sluit de deur van je slaapkamer. En ik denk, mijn god, wat ben je toch groot geworden.