
Van meer partners houden? Te gemakkelijk!
Meer dan één liefdespartner hebben waarbij ieder dat ook weet. Dat heet polyamorie. Een flinke club mensen ‘doet’ eraan. ‘Te gemakkelijk’, vindt Lisette Thooft, auteur die veel schreef over relaties. Moet wel of niet kunnen, is niet goed voor je … of …?
Polyamorie is bijna chic, zeker in sommige, laten we zeggen vooruitstrevende spirituele kringen. Als we weer eens zo’n polyamoreus type voorbij zien komen op de televisie of in een artikel, meestal een vrouw, die zwierig verklaart van meer dan één partner te houden en met meer geliefden de liefde te bedrijven, kijken de meesten van ons bedremmeld toe. Goh, zou het bevrijd zijn om je liefde niet te beperken tot één ander mens, maar gewoon toe te geven dat je genoeg liefde hebt voor meer geliefden? Jee, is het niet enorm knap van die mensen om niet jaloers te zijn als hun partner gewoon open en bloot met een ander vrijt? Zou polyamorie de toekomst zijn? Ben ik een burgertrut of een lafaard als ik niet meedoe met die trend? Laat ik in elk geval maar niet te hard roepen dat ik het niks vind.
Misschien zijn we iets te bedremmeld.
Het valt niet te ontkennen dat er een wereldwijde crisis is in liefdesrelaties. De echtscheidingscijfers zijn nog nooit zo hoog geweest, helemaal als je alle niet-getrouwde stellen die uit elkaar gaan meerekent. We zijn allemaal bezig authentiek onszelf te worden, en dat laat zich moeilijk rijmen met een relatie waarin je niet volledig tot ontplooiing kunt komen. Dus als je jezelf bekneld en beknot voelt bij die ene persoon, niet tot je recht komt, maak je het uit en ga je op zoek naar een ander. Of je neemt er een geliefde bij. Doe je dat in het geniep, dan pleeg je overspel. Doe je het open en bloot, dan doe je aan polyamorie.
Ik heb het geprobeerd in de loop van mijn leven: zowel seriële monogamie als relaties met mannen die voorstander waren van ‘niet kiezen, maar delen’. Van overspel ben ik geen fan: volgens mij is het domweg niet goed voor je ziel om iets te doen dat je voor een belangrijke persoon in je leven verborgen moet houden. Maar de een na de ander achterlaten op zoek naar de ware is ook niet alles. Ik ben ermee gestopt toen ik een beetje ouder en wijzer was geworden.
En inmiddels weet ik ook: polyamoriebeoefenaars maken het zichzelf te makkelijk.
Echte liefde
‘Ik zoek niet langer alles bij die ene partner,’ is zo ongeveer de kern van het polyamorieverhaal. ‘Wat ik bij de een niet kan krijgen, dat haal ik bij een ander wel. Als ik bij mijn ene partner niet alles van mezelf kan laten zien, dan laat ik die kanten van mezelf wel aan een andere partner zien. Ik laat niet alles van een persoon afhangen en daarom kan ik al mijn partners volledig accepteren zoals ze zijn. En dat is echte liefde.’
Ja, echte liefde is de ander accepteren zoals hij of zij is, met al haar of zijn eigenaardigheden en tekortkomingen. Maar erop staan dat je alles krijgt in het leven wat je wilt hebben of vindt dat je nodig hebt en het bij een ander halen als je het van je partner niet kunt krijgen, heeft niets met liefde te maken. En jezelf per se willen laten zien precies zoals je nou eenmaal bent, aan alle kanten, is een egotrip.
Liefdesrelaties zijn er niet om iets van te krijgen, om gelukkig van te worden of lekker jezelf te kunnen zijn. Liefdesrelaties zijn om een beter, wijder, dieper en toleranter mens te worden. Geluk en genot in een relatie zijn eerder een soort net, een fuik zo je wilt, waar je in zwemt. Je komt erin vast te zitten – je raakt gehecht aan elkaar – waardoor je gemotiveerd wordt om dat innerlijke verbeterwerk te doen.
Als het geluksgehalte te laag wordt, vallen er gaten in het net en zwem of val je er weer uit. Dus moet je allebei je best doen om de relatie voor de ander zo fijn mogelijk te maken.
En dat houdt in: van mijzelf een liever, dapperder, wijzer, opener, rustiger en toleranter mens maken. Mijn partner is een soort spiegel waarin ik kan zien of het al een beetje opschiet. In het begin weerspiegelt mijn partner mij als ideaalbeeld: hij of zij is verliefd op me en ik zet mijn beste beentje voor. Na verloop van tijd – psychologen melden dat de maximale periode van verliefdheid een jaar of drie is, maar meestal gaat het veel sneller over – word ik weer mijn gewone oude zelf, in het groeistadium waarin ik zat toen mijn partner verliefd op me werd. Voor mijn partner geldt natuurlijk precies hetzelfde.
Te bot
En dan begint het echte werk. Door de geschokte, verdrietige of boze reactie van mijn partner ontdek ik wat ik nog in mezelf te verhapstukken heb. Niet dat alles altijd mijn schuld is, maar alles is wel een aanleiding tot zelfonderzoek. Was ik niet een kreng? Ben ik te bot geweest? Zit ik hem echt zo op zijn nek? Moet ik mijn geliefde meer aandacht geven, ben ik te hard bezig met mezelf? Vaak, heel vaak, zal ik tot de conclusie komen dat ik toch tekortgeschoten ben.
Dan kan ik zeggen: ‘Tja, zo ben ik nou eenmaal. Waar jij niet tegen kan, daar kan een ander wel tegen’ of ‘wat je bij mij niet krijgt, moet je maar bij een ander halen.’ Dat is de polyamoreuze respons. Het betekent dat mijn groeiproces stagneert. Er hoeft niks te veranderen: hoogstens moet ik zorgen dat ik mijn natuurlijke jaloezie succesvol ontken, onderdruk of verdring.
Of ik kan zeggen: ‘Mijn liefde is nog niet volmaakt. Ik zal er aan werken.’ Dat is helemaal niet leuk om toe te geven. Het kan zelfs heel onaangenaam zijn. Mijn ego wringt en knarst en foetert. ‘Ja maar hij…’ Maar iets in mij kijkt toe van bovenaf en weet: dit is de waarheid. Ik moet openknarsen, zand happen, sorry zeggen, mijn leven beteren.
Als beide partners zo serieus met de liefde omgaan, groeit die liefde en worden beiden liefdevoller mensen.
Dat dit verschrikkelijk moeilijk is, spreekt voor zich. Relaties sneuvelen rechts en links. Maar dat is minder erg dan het lijkt, hoe treurig ook. Het is een fase in de grote ontwikkeling die we met ons allen doormaken. We moeten er doorheen, we moeten dapper blijven proberen om het allermoeilijkste te doen wat er is: intiem en duurzaam met een ander samenleven en daardoor veranderen in een beter mens.
Polyamorie betekent niet serieus met de liefde omgaan. Hoe fraai de propaganda vaak ook klinkt. Het is te makkelijk. Het is een vlucht.
Lisette Thooft schreef Alchemie van de liefde, Het geheim van de strijd, en hoe relatieconflicten je helpen om de Steen der Wijzen te vinden (Scriptum, 145 blz., € 12,50). Meer: www.lisettethooft.nl.
__________________________________________
Het grote en kleine werk
Alchemisten kenden het ‘grote werk’, ergon in het Grieks, en het ‘kleine werk’, parergon, letterlijk het bij-werk. Dit kleine werk was wat zij in hun laboratoria deden, het experimenteren met kwikzilver en zwavel en zout en andere stoffen. Het grote werk was hun innerlijke ontwikkeling, hun contact met God en de geestelijke wereld. Hoe meer ontwikkeld ze raakten, geloofden ze, hoe beter ze het kleine werk konden uitvoeren. Hetzelfde principe zie je in de islam, waar je de ‘grote jihad’ hebt en de ‘kleine jihad’: respectievelijk het gevecht tegen het boze in jezelf en het boze in de buitenwereld. Het grote werk is altijd het belangrijkst.
In liefdesrelaties is dat al net zo. De relatie met je bron, je diepste of hoogste zelf, verbeteren en jezelf spiritueel ontwikkelen, is het grote werk. Je relatie met de ander is het kleine werk. Het grote werk staat voorop en maakt het kleine werk mogelijk, want je kunt alleen duurzaam met een ander samenleven als je je best doet om een beter mens te worden. Andersom werkt het natuurlijk ook: je relatie met de ander dwingt je om jezelf onder ogen te zien, je fouten en tekortkomingen, je zwakke kanten en je egoïsme. Heb je relaties met anderen waarin iedereen elkaar volledig zichzelf laat zijn, dan mis je een belangrijk deel van de stimulans om het grote werk aan te gaan.
De gesloten kolf
Liefdesrelaties zijn als chemische processen. Ze verlopen beter in een afgesloten, eigen ruimte, net zoals sommige chemische processen alleen in een afgesloten kolf kunnen plaatsvinden. Er gebeurt iets tussen twee mensen die met elkaar een groeiproces aangaan: ze beïnvloeden elkaar, nemen kwaliteiten van elkaar over, corrigeren elkaars minpunten. Dit proces wordt in gang gezet door de opwindende seksuele energie die knettert tussen de twee partners. En het wordt in gang gehouden door de energie van de betrokkenheid op elkaar, inclusief alle irritaties, ruzies, pijnlijk zelfonderzoek, schuldgevoel en zelfs schaamte en berouw. In langdurige relaties verandert die energie gaandeweg in iets hogers dan seksuele energie, namelijk de energie van onbaatzuchtige liefde. De energie trekt als het ware langs de chakra’s omhoog, wordt gesublimeerd.
Elke keer dat je zeer intiem en/of seksueel contact hebt met een derde, lekt er wat van die essentiële energie weg uit de kolf van je relatie. Die energie breng je naar een ander, met wie je een gedeeltelijk proces aangaat. Het gevolg is stagnatie aan alle kanten.
Debatteer mee op kd.nl
Wat vind jij van polyamorie? Geef hieronder voluit en vrij je mening. Laat weten wat je ervan vindt. En ook voorstanders zijn natuurlijk van harte uitgenodigd.