De onttovering van de waanzin
Marius Engelbrecht promoveerde op de geschiedenis van mensbeelden
We kennen Marius Engelbrecht als degene die actief is met ‘stemexpressie’ om (groepen) mensen te begeleiden in hun persoonlijke groei. Maar naast dit therapeutisch getinte werk, is hij ook wetenschapper. Aan de Universiteit Utrecht promoveerde hij eerder dit jaar in de geschiedenis van de mensbeelden in de psychologie.
Door Ewald Wagenaar
Nu moet je als journalist met wetenschappers oppassen: ze formuleren zó precies dat het met de weergave van hun woorden snel mis gaat. Opletten dus als ik tegenover Marius ga zitten in zijn prachtige werkruimte in het oude Haagse theater. Ooit studeerde hij af in geschiedenis en begon na onder meer een studie hypnotherapie zijn praktijk voor stemexpressie. Met je stem – en vooral woordeloos geluid – kun je tot uitdrukking brengen wat niet gezegd kan worden. Hiermee begeleidt hij tot op heden mensen in hun persoonlijke groei. De winteravond valt en het laatste licht uit het noorden geeft zijn grote werkruimte in het theater een bijzondere sfeer.
Waarom promoveren?
Engelbrecht: ‘Naast mijn therapeutische en spirituele werk heb ik steeds banden met wetenschap en het reguliere circuit behouden. Als je het hebt over persoonlijke groei, zoals met stemexpressie, dan zit daar een mensbeeld achter. Ja, natuurlijk is dat een gedachteconstructie, maar ook een voorstelling. Het gaat over hoe wij denken dat de mens in elkaar steekt. Wat zijn de beelden van waaruit je werkt? Op basis daarvan worden therapieën ontwikkeld.’ (Ik voeg hier voorstelling en beelden toe omdat het anders lijkt of het alleen gedachten zijn…)
En hoe zitten we in elkaar?
‘Zodadelijk meer.’
Oké, wat zijn mensbeelden?
‘Dat zijn beelden van hoe wij denken dat de mens als wezen eruit ziet. Je zou het ‘spirituele anatomie’ kunnen noemen. Voorbeeld: zitten gedachten ín ons of óm ons? Het antwoord daarop maakt nogal uit, hoe je mensen behandelt met wanen bijvoorbeeld. Of: leef je vanuit je hart of vanuit je hoofd? Kortom: een mensbeeld is ook voor wie met mensen werkt een gereedschap.’
Hoe kom je bij dit onderwerp terecht?
‘Ik verwonderde me al enige tijd over het westerse mensbeeld: rationalistisch, materialistisch en functionalistisch. De wetenschap heeft een houding ‘als het niet bewezen is, is het fantasie’. Waarmee de wetenschap dus in één keer alles wat niet is bewezen automatisch wegzet als fantasie. Er zijn veel benaderingen, zoals stemexpressie, die niet wetenschappelijk bewezen zijn maar die wel werken. Het doel van mijn boek is niet om in discussie te gaan met de wetenschap, maar om te achterhalen hoe mensbeelden zijn ontstaan.’
Waar ben je in de historie begonnen?
‘Ik start met de Renaissance. In die tijd beschouwde men de mens als opgebouwd uit drie zielen: het hoofd voor het denken en voorstellen, het leven gevende hart voor de bezieling en de buik voor het aardse, het verteren en de voortplanting; een soort chakra-leer, zou je kunnen zeggen, maar dan anders. Ik beperk me overigens wel tot de geschiedenis van de Europese mensmodellen.’
Wat heb je ontdekt?
‘Dat sinds de opkomst van de wetenschap mensbeelden de anatomische kennis volgen en de ontdekkingen die de anatomen in de loop der jaren deden. Tot doktoren in mensen gingen snijden om te kijken hoe het lichaam er vanbinnen uitziet, dacht men dat het bloed een beetje rond het hart circuleerde en wat door het lichaam golfde. Het was dan ook een hele schok dat men bij een patiënt die open lag – jaja – het hart aanraakte en merkte dat de patiënt daar niets van voelde. Dat leidde zelfs tot een innerlijke strijd van jewelste bij de wetenschappers van toen, paniek zelfs, hun wereld stortte in! Want het hart was altijd gezien als de bron van voelen en van werkelijk weten. Sindsdien ging het empirische – proefondervindelijke – domineren.
Wat is de essentie van het huidige wetenschappelijke mensmodel?
‘Nu is het beeld dat de mens een informatieverwerkend systeem is. De reden hiervoor is de enorme belangstelling die er al jaren is voor de hersenen. Hiernaar wordt veel onderzoek gedaan. Uit enthousiasme kunnen beelden doorslaan. Het lijkt erop dat de hersenen het centrum vormen van het mens-zijn. Toch wijzen overal ter wereld mensen op hun hart als ze iets willen uitdrukken als ‘zelf’ of ‘ik vind’. De wijsheid van dit hart als centrum van de mens is vanuit een andere hoek aan het terugkomen, na een afwezigheid van twee à drie eeuwen. Wetenschappers roepen in ons land wat erg snel ‘onzin!’. In de VS, Duitsland en Engeland gebeurt veel meer.’
Waarom is Nederland zo conservatief?
‘Nederlanders denken vaak nog dat ze vooruitstrevend zijn, maar dat zijn we allang niet meer. We liggen nu op vele terreinen achterop. Neem Brazilië: daar worden al hele eco-steden gebouwd.’
Het mensmodel ontwikkelde zich dus eigenlijk van magisch naar rationalistisch in de loop van de tijd. Dat heeft goede dingen opgeleverd: mensenrechten, einde van heksenvervolgingen, nieuwe kennis. Maar ook in de oude mensbeelden blijken parels te zitten.
‘Ja, prachtige voorbeelden heb ik daarvan gevonden. Neem bijvoorbeeld Thomas Tryon, uit 1689. Hij ging ervan uit dat achter al onze gevoelens en gedachten oervormen verborgen zitten. Hij was een soort Jung avant la lettre en zeer vooruitstrevend, zeggen we nu. Want hij was tegen slavernij, milieuvervuiling en het populaire gekken-kijken. Instellingen waren in die tijd openbare gelegenheden. Hij vond dit mensonterend. Hij dacht dat achter alle gevoelens oervormen zaten; en dat de mens te midden van die oerkrachten een vorm kreeg, een soort sculptuur die in een leven ontwikkeld wordt. Met zo’n idee kan ik veel meer dan met die van de moderne hersenpsychologie.’
Nog meer voorbeelden?
‘Genoeg. Neem Marsilio Ficino. Hij ging ervan uit dat de mens uit drie zielen bestond: hoofd, hart en buik. Prachtige methode had hij. Hij liet je de planeetgoden uitnodigen als je een emotioneel probleem had. Is er woede? Wil je die niet, maar krijg je die ook niet tot rust? Nodig dan de god Mars uit! Je transformeert door die uitnodiging de emotie naar de kracht die erachter zit. Ik heb het zelf uitgeprobeerd en in verbeelding kwam er een gigantische rode kreeft. Ik heb die toegelaten en toen voelde ik de woede transformeren. Zonder in de woede te blijven hangen en ook zonder ervan weg te hollen of te ontkennen. Ik kwam erachter dat woede een vervorming is van levenskracht, als die door onmacht geremd wordt. Woede zelf is afgeleid, is geen oergevoel. Zulke methoden als van Ficino kan ik direct toepassen in mijn praktijk. Oh ja, je kan als er te weinig vrolijkheid is ook Jupiter uitnodigen…’
Dat is anders dan de Oosterse weg, zoals die tegenwoordig vaak aangeraden wordt.
Precies. Volgens veel Oosterse wegen gaat het om onthechten en loslaten. In de Renaissance-weg blijf je verbonden met je emoties, zonder ze helemaal te wórden, maar wel door ze uit te nodigen. En zo ontdek je dat er iets moois achter zit: in dit geval de levenskracht. Dat is de oervorm.
Hoe verging het de ‘spirit’ in de ontwikkeling van mensmodellen?
‘De transpersoonlijke spirit kwam van boven en straalde door het hele lichaam naar de aarde. Van boven tot onderen. Ook de ziel straalt van boven door het lichaam heen en werkt vanuit het hart. ‘Transpersoonlijk’ werd toen niet gebruikt, men had het over ‘Geest’ (‘Spirit’) en onsterfelijke ziel. In ongeveer 1650 brak de wetenschap door. De hersens werden het centrum van het denken volgens de geleerden, en het hart bleek ‘slechts’ een pomp. Had men de ziel niet meer nodig? Niet zonder toeval ontstonden in die tijd esoterische genootschappen, een soort hippies avant la lettre. Zij predikten gelijkheid en waren tegen van alles en vóór liefde en verbroedering. Zij probeerden juist de ziel weer te voelen.’
Welke kant gaat het op met de mensmodellen?
‘De toekomst zal een tussengebied laten zien waarvan we moeten erkennen dat er ook dingen zijn die de wetenschap niet kan bewijzen. Dan kunnen we én aan het werk met spirituele modellen én de wetenschappelijke inzichten daar inzetten waar ze bruikbaar zijn. Dat ‘bewijzen’ is vaak niet effectief; ook in alternatieve kringen worden soms wanhopig bewijzen gezocht. Beter is om met het werkbare aan de slag te gaan. Doe wat je nú kan, in plaats van het de wetenschappers naar de zin te maken. Er hoeft geen brug te komen tussen wetenschap en alternatieve benaderingen, maar wel wederzijds respect.’
Wat is je advies als doctor aan de menswetenschappers?
‘We hebben met de ontwikkeling van de moderne wetenschap en het overboord zetten van de oude ‘magische’ wetenschap, het kind met het badwater weggegooid, denkend dat we daarmee beschaafder zouden worden. Tijd om daar wat op terug te komen. Betreed eens andere wegen dan het bewijsbare. Probeer het eens buiten de geijkte paden. En dan nog: als een arts ziet dat een placebo werkt, neem de patiënt de vreugde van het positieve effect dan niet af door te zeggen dat het ‘maar’ een placebo was. Artsen zouden vaker op hun intuïtie af mogen gaan. Ze kennen vaak het ‘niet-pluis-gevoel’. Daarover is zelfs een proefschrift verschenen; artsen en wetenschappers mogen meer hun intuïties gaan volgen. Ik hoop dat daar meer mee gaat gebeuren. Dat de menswetenschappen zich opener op zullen stellen.
Wat zou je in de menswetenschappen als eerste willen veranderen?
‘De laatste jaren hebben wetenschap en zorgverzekeraars veel meer invloed gekregen. Ik zou aan psychotherapeuten en andere begeleiders meer ruimte willen geven om nieuwe therapieën uit te proberen, behandelingen waar cliënten baat bij hebben, ook al is het niet of nog niet bewezen. Het gaat dan meer om werkbare dan om bewezen therapieën.’
Het promotiewerk ‘De onttovering van de waanzin’ van Marius Engelbrecht is via zijn site verkrijgbaar: www.mariusengelbrecht.nl