Wintersprookje
Niet alleen Koning Winter was aangekomen in het land. Dit jaar had hij zijn eega meegenomen: Koningin Armoede. De mensen waren haar al bijna vergeten. Zo lang was het geleden dat ze ons bezocht. We kenden nog wel de verhalen uit de tijden dat zij regeerde. De verhalen van onze ouders over hongerwinters. Dat mensen moesten hamsteren. Een voorraadkastje aanleggen en zorgvuldig berekenen hoeveel ze iedere dag konden eten om het netjes te verdelen over de lange wintermaanden. Verhalen uit een andere tijd die haast romantisch klonken. Hoe de barre tijden het beste in sommige mensen wakker maakte. Mensen die het weinige dat ze hadden, deelden. Mensen die in het donker bij elkaar gingen zitten en elkaar warm hielden met mooie en spannende verhalen. Sinterklaas die slechts een enkel stukje chocola bracht als je geluk had. Kerst dat in de kerk werd gevierd als feest van hoop en licht, en niet onder een kerstboom die nauwelijks nog te zien was door de stapels cadeaus. Het waren verhalen die je haast deden verlangen naar de ontroerende schoonheid van de armoede van het Meisje met de Zwavelstokjes.
Maar Koningin Armoede was uit ons land verbannen. Ze regeerde nu in verre streken, zonnige plaatsen veelal, en we hoorden enkel nog over haar op het nieuws. Meelijwekkend schudden we ons hoofd, en af en toe maakten we een bescheiden gift over, om ons geweten een beetje af te kopen. En we schonken ons glas weer vol, en sneden nog een stukje van de kalkoen. Tja, af en toe hoorden we dat ze ook wel eens dichterbij in de buurt was geweest. Bij die asielzoekers of bij die man die failliet was gegaan. Maar we wisten dat er in dit land voor iedereen goed werd gezorgd. Er was bijstand, hulp, desnoods zelfs voedselbanken voor degenen die het echt niet redden. We hadden het allemaal goed voor elkaar. Ook Koning Winter schrok ons niet af. We waren bewapend met goed geïsoleerde woningen, centrale verwarming en dikke ski-jacks die ons beschermden tegen de kou.
Van Koningin Armoede hadden we niets meer te vrezen. Tot de leiders van ons land haar begonnen aan te roepen. We haalden nog onverschillig onze schouders op toen ze zeiden dat we de buikriem moesten aansnoeren, dat eerst het zuur, en dan het zoet zou komen. Het zou wel allemaal meevallen. Eer wij zelf er iets van zouden merken, zou de wind al wel weer overgewaaid zijn.
Een lichte onrust maakte zich van ons meester toen we merkten dat mensen in dat andere land aan de andere kant van de oceaan plots hun hypotheek niet meer konden betalen. Maar ja, susten we onszelf, dat is hun systeem. Zij hebben immers niet dat geoliede stelsel van ons. Zij leven met de mentaliteit van ‘ieder voor zich’. Wij zijn heel anders. Wij willen ook wel rijk zijn, maar wij zorgen tenminste voor elkaar. Hier hoeft niemand honger te lijden, hier kan ieder kind naar school en iedere zieke verzorging krijgen. Tot we plots hoorden dat ook hier onze vertrouwde banken instorten. De banken waar wij ons geld op hadden staan. We werden lichtelijk ongerust. We begrepen niet waar al dat geld zo plots in stille weekends werd gevonden. Waardoor we op maandag op het ochtendnieuws hoorden dat er een fortuin aan een bank werd geschonken. Toch wel fijn zo’n schatkist dachten we. Maar we stonden er niet bij stil dat we zelf de rekening betaalden. Ook de leiders van het land werden onrustig. Steeds harder schreeuwden ze hoe slecht het ging. Wat voor dramatische maatregelen er genomen moesten worden zodat onze kinderen niet de rekening moesten gaan betalen. Daar hadden we begrip voor. Geen ouder wil zijn kind met zijn rekeningen opzadelen. Maar echt voelen deden we het nog niet. Al werden we banger. En al kwamen de verhalen van mensen die plots hun werk verloren dichterbij. Maar ons trof de crisis toch nog niet echt. Wij zouden het toch wel redden.
Nog onrustiger werden we toen we hoorden dat ook onze pensioenen niet langer betaald konden worden. Daar hadden we toch altijd premie voor betaald, dachten we in onze naïviteit. Pensioenen waren toch gegarandeerd? Wisten wij veel dat met onze gelden grote risico’s werden genomen. En dat wie risico nam, nu eenmaal ook kon verliezen. Maar ook die zorg stopten we ver weg. We hadden nog jaren voor de boeg voor ons pensioen, dus we hadden nog alle tijd om daarvoor een oplossing te zoeken. Maar toen merkten we dat ook onze zaken minder gingen lopen. Dat iedereen bang was geworden en wel twee keer uitkeek voor hij iets uitgaf. Niemand wist wat er ging gebeuren. We waren bang en onzeker geworden. En we verwenden nog wel onze kinderen met Sinterklaas en op het kerstdiner beknibbelden we ook niet, maar verder, ja verder bleven we toch stil en afwachtend. En we verzwegen voor elkaar de moeilijke tijd omdat we ons schaamden. Omdat we het zelf niet begrepen, want wij hadden onszelf toch altijd gered?
Toen zagen we haar opeens. Voor de eerste keer in ons leven. Koningin Armoede. We hadden geen idee hoe ze eruit zag. We hadden er een hele andere voorstelling van. We hadden gedacht dat ze getooid was in een versleten koninginnenmantel en een doffe kroon. Maar ze was geen zeurende, klagende vrouw, nee, ze was opgewekt en welsprekend. Geruisloos had ze het land overgenomen en regeerde troon aan troon met Koning Winter. En met groot optimisme verkondigde ze de ene noodmaatregel na de andere. De miljarden waren op. Die hadden we aan de banken gegeven. En de rest van ons land moest maar eens goed de kussens opschudden, dan zouden ze wel zien dat ze ook met minder konden. De goede tijden waren over, riep ze vrolijk, voortaan zouden we voor onszelf moeten zorgen. Kom, kom, kom, ze geloofde in onze mogelijkheden. Iedereen was in staat zijn eigen broek op te houden, moedigde ze ons aan. Maar wij zagen allemaal mensen in onze omgeving die dat toch niet zo goed lukte. Gewone mensen die plots worstelden om gewoon te kunnen blijven wonen waar ze woonden. We merkten ook zelf dat de rekeningen die we verstuurden, niet meer zo vlot betaald werden, en dat we ook zelf minder stipt werden in het betalen van onze rekeningen. We hadden altijd de verantwoordelijkheid voor ons eigen leven gedragen. Maar plots waren we een angstig volk geworden. Een volk dat te lang toegeschreeuwd werd dat het crisis was. Een volk dat zelf altijd goed met zijn centjes was omgegaan maar nu de rekeningen moest betalen van hen aan wie we ons geld hadden toevertrouwd. En ook al hadden we het voelen aankomen, toch voelden we ons verrast dat we opeens in een hongerwinter zaten. En dat Koningin Armoede ons iedere avond vanaf de beeldbuis toesprak. Want opnieuw bij elkaar gaan zitten om mooie verhalen aan elkaar vertellen, waren we verleerd. En ook delen wisten we niet meer precies hoe dat ging. En verder hielden we onze mond.
Het was te koud om de straat op te gaan. Want ook solidariteit en samen krachtig onze stem laten horen, waren we verleerd. We staarden alleen nog maar met uitgedoofde ogen naar de stralende Koningin Armoede die haar intrek had genomen in een torentje en zich vermomd had in een strak gesneden maatpak en zich Rutte de Eerste liet noemen.
Geert Kimpen
Nog tot 15 januari vroegboekkorting op de unieke, eenmalige kabbala-reis. Kijk voor het adembenemende reisprogramma op: www.geertkimpen.com/reis-kabbala.html.