Hoe gaat het met je sociale zenuwstelsel?
Meer over de Polyvagale Theorie & relaties
Bescherming tijdens je vroege jeugd is belangrijk voor je sociale ontwikkeling. Sommige ervaringen zetten zich vast in je lichaam in de vorm van storende spanningen. Hoe werkt dat door in je relaties?
Door Divyam Kranenburg
Bij de geboorte is de ontwikkeling van ons lichaam nog niet afgerond. Op het moment van geboorte zijn niet alleen de lichaamsdelen onvolgroeid, ook het zenuwstelsel is nog niet klaar. Wij zijn daardoor een tijd lang zeer hulpeloos, kwetsbaar en afhankelijk. Het is essentieel dat in de eerste fase van ons leven moeder, vader of een andere verzorger bescherming geeft. Het contact met de ouders is van belang voor de overleving. Als de baby niet voldoende aandacht krijgt, kwijnt het weg of sluit zich af. Dit kan een heel negatief effect hebben op onze ontwikkeling. Een kind wordt daarom al snel expert in lachjes, kirren, trappelen en huilen, want hierdoor kunnen we een positieve interactie bewerkstelligen met onze ouders. Dit gebeurt niet bewust. Als alles goed gaat, ontwikkelen we een duurzame emotionele band met onze ouders of belangrijkste opvoeders, die zorgen voor een gevoel van veiligheid en geborgenheid.
De sociale omgeving waarin we geboren worden, wordt door Stephan Porges, professor psychiatrie aan de Universiteit van Illinois, Chicago, en directeur van het Brain-Body Centre daar, de ‘sociale baarmoeder’ genoemd. Stephen Porges heeft de Polyvagale Theorie ontwikkeld. Deze theorie heeft een belangrijke invloed op het traumawerk en het werken met het lichaam in het algemeen. Het autonome zenuwstelsel functioneert volgens hem geheel anders dan tot nu toe aangenomen werd. De theorie is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, en werpt een nieuw licht op de werking van het autonome zenuwstelsel.
Theorie
Traditioneel wordt dit zenuwstelsel beschreven als een systeem dat uit twee takken bestaat: het sympathisch deel dat zorgt voor de energie om te vechten en vluchten, en het parasympathisch deel dat zorgt voor rust, opbouw en herstel. De Polyvagale Theorie heeft de beschrijving van deze regulatie verder genuanceerd. In deze theorie worden drie systemen gedefinieerd, het parasympathische systeem, het sympathische systeem en het zogenaamde ‘sociale systeem.’
Poly betekent ‘veel’, en vagal refereert aan de meest belangrijke zenuw, de nervus vagus, vandaar de naam ‘polyvagale theorie.’ De nervus vagus bestaat uit de dorsale en de ventrale vagus. De dorsale vagus heeft vooral te maken met alles beneden het hart en de longen. Dit mechanisme bestond al in de meest primitieve levensvormen. Het is de zenuw die zorgt dat het organisme bij gevaar inkrimpt en samentrekt. Dit om zich zo compact mogelijk te maken, alle lichaamsfuncties te vertragen en de lichaamssappen te behouden. Deze zenuw draagt zorg voor het spijsverteringsstelsel en het stofwisselingsproces. Zodra er een verandering in de omstandigheden van het organisme plaatsvindt, zoals een verandering in temperatuur of zuurgraad, reageert het met inkrimping of bevriezing. Het kan niet veel doen, het heeft weinig gereedschap om te overleven. De dorsale vagus kan het organisme alleen maar helpen door de hartslag en de bloeddruk te verlagen. De regulatie van de ingewanden is de belangrijkste taak. Dit systeem is totaal niet flexibel en komt heel langzaam op gang. De dorsale vagus zorgt ook voor de ongefocuste staat van bewustzijn die nodig is om bij te komen, zonder enige behoefte aan contact met een ander, zoals in slaap, of dissociatie.
Het ventrale gedeelte van de vagus voorziet in de aansturing van alles boven het diafragma, ook het hart en de longen. De ventrale vagus speelt een wezenlijke rol bij het vermogen tot communicatie. Onze capaciteit voor sociaal contact heeft hier de lichamelijke basis. Deze zenuw geeft de mogelijkheid tot kalmering en geruststelling.
Porges verdeelt het autonome zenuwstelsel (AZS) in drie lagen, die sequentieel werken, dus na elkaar en niet in een wisselwerking. Alle delen van het zenuwstelsel richten zich op de regulatie van verschillende gebieden van het lichaam, namelijk de ingewanden (samentrekken), de romp en ledematen (vechten en vluchten), en het hoofd en de borst (sociaal).
Autonoom
Porges’ theorie handelt over de evolutie, de ontstaansgeschiedenis. Zo hebben alle dieren een eigen strategie om voedsel te vinden, voedingsstoffen op te nemen en afvalstoffen uit te scheiden. Primitieve levensvormen leven in een waterrijk milieu, en hebben deze eigenschappen verzameld in een enkele cel. Latere levensvormen zijn meer ontwikkeld, leven op het land en gaan op zoek naar voedsel. Hogere levensvormen ontwikkelen methoden en gereedschappen, en kennen een sociale organisatie, lange termijnplanning et cetera. Door de evolutie heen is overleven het criterium: alles wat overleven bevordert, wordt gebruikt.
Het parasympathische systeem is het oudste systeem. Om te overleven zijn zuurstof en voeding als eerste van belang. Het parasympathische systeem voorziet het levende organisme van plasma/bloed dat rijk is aan voeding en zuurstof, vooral de hersenen, hart, longen en ingewanden. Op het parasympathische niveau is de reactie op stress beperkt, het spijsverteringsproces wordt aangepast en de overlevingstactiek bestaat uit het zich ‘dood houden’ in bedreigende situaties.
Toen de levensvormen zich door de ontwikkeling van ledematen gingen ontwikkelen naar meer beweging, hield dat in dat er een nieuw zenuwstelsel ontstond: het sympathische zenuwstelsel. Dit systeem zorgt voor beweeglijkheid en de coördinatie van de ledematen. Het zorgt ook voor de vecht- en vluchtreactie. Meer ontwikkelde levensvormen krijgen beter ontwikkelde overlevingsstrategieën. Voorbeelden van een meer ontwikkelde lichaamsbouw, zijn ledematen voor beweging, meer zintuiglijk bewustzijn, ontwikkeling van spieren, botten, enzovoorts.
Porges beschrijft in zijn theorie, dat er nog een derde laag van het AZS bestaat. Dit is een verder ontwikkelde laag met een overlevingsstrategie welke toebehoort aan de hoogst ontwikkelde levensvorm, het zoogdier. Het ‘sociale zenuwstelsel’ is de benaming voor dit derde systeem. Bij pasgeboren zoogdieren kost het veel tijd om de complexe hersenen te ontwikkelen. Hierdoor zijn zij veel langer afhankelijk van hun omgeving dan primitievere levensvormen. Bij de mens zijn er zelfs jaren nodig voordat de overlevingsstrategieën volledig volgroeid en ontwikkeld zijn. In de kindertijd worden stap voor stap structuren ontwikkeld die de afstemming op de ander steeds meer reguleren. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van vaardigheden die van belang zijn in het sociale leven.
Binding
Zo helpt het sociale zenuwstelsel de baby zich te verbinden met de moeder. Sociale interactie door gezichtsuitdrukkingen, de blik in onze ogen, de stem, luisteren òf bewegingen, is verbonden met de ventrale vagus. Deze uitwisseling leidt bij de moeder of verzorger tot de aanmaak van endorfine, dat een prettig gevoel geeft. Zo kunnen gevoelens van liefde en daardoor een emotionele binding ontstaan. Op deze manier zorgen we dus als baby al voor de biochemische processen die onze overleving verzekeren gedurende deze kwetsbare en afhankelijke periode. De hechting met moeder was overigens al begonnen in de baarmoeder. In die periode ontstaat er idealiter een energetisch veld tussen moeder en baby. Dit is een belangrijke basis voor oogcontact en lichaamscontact na de geboorte.
Bij gezonde baby’s wordt de interactie met de verzorger direct na de geboorte in gang gezet, en is dus in aanleg aanwezig. We weten nog niet wat contact maken met een ander is, maar maken een energetische verbinding. Spontaan contact maken is een natuurlijke eigenschap die samenhangt met de mogelijkheden van ons zenuwstelsel. Het is een essentiële kwaliteit die van betekenis is voor onze emotionele ontwikkeling. Als we deze overlevingsstrategieën niet kunnen toepassen, of als er geen reactie op komt, leidt dat tot gevoelens van onveiligheid, en leren we de wereld kennen als een onveilige plek. Het aangaan van verbindingen is dan geen onbevangen beweging meer. Uit onderzoek is gebleken dat de baby die zijn natuurlijke gang kan gaan, uit zichzelf toenadering tot de moeder zoekt.
Hoe meer we blootgesteld zijn aan situaties die overweldigend waren, waar we geen mogelijkheid hadden tot verweer, hoe eerder we zullen reageren vanuit het oudste systeem, het dorsale vagale systeem. Porges laat zien dat het menselijke lichaam onder stress probeert het laatst verworven, meest ontwikkelde en efficiëntste systeem van prikkelregulering te benutten. Werkt dit niet, dan zal het oudere strategieën aanwenden, en wanneer ook dit geen effect heeft, zal het terugvallen op het oudste verdedigingssysteem.
Als een situatie zo overweldigend is dat er geen gebruik gemaakt kan worden van het sociale systeem, als door communicatie of persoonlijk contact niets aan de situatie te veranderen is, gaat het sympathische systeem zijn werk doen: we willen vluchten of vechten. Indien dit ook niet kan, treedt het dorsale vagale systeem in werking, we bevriezen.
Overprikkeling
Als zo’n situatie zich op heel jonge leeftijd voordoet, als een baby bijvoorbeeld, om wat voor reden dan ook, meteen na de geboorte bij de moeder weggehaald wordt, heeft dat een grote impact. De eerste minuten na de geboorte zijn van groot belang. Hier wordt het sociale systeem meteen gebruikt. Ouders en kind kijken naar elkaar, hier worden de eerste signalen uitgewisseld: ‘Je bent welkom, we zijn blij, je bent veilig.’ Het kind kan meteen gebruik maken van zijn sociale systeem. Als het wordt weggehaald bij de moeder, en er bijvoorbeeld meteen medische handelingen moeten worden uitgevoerd, of als de moeder nog niet bij kennis is na een keizersnede, valt het terug op het volgende systeem, het wil vechten of vluchten. Dat is echter onmogelijk: de baby is nog totaal hulpeloos, het kan niets doen. Dan zal dus het oudste systeem zijn werk gaan doen, het organisme zal ineenkrimpen, bevriezen. Als er geen herstellend contact plaatsvindt, zal ook op latere leeftijd passiviteit onze eerste reactie op gevaar zijn, omdat het systeem in eerste instantie gebruik zal maken van de reactie die in het verleden gewerkt heeft. We kunnen dan weinig stress aan.
De theorie van het sociale zenuwstelsel onderbouwt waarmee sommige therapeuten werken: dat de vroege binding met de moeder bepalend is voor de rest van het leven. Als het kind in de ogen kijkt van een depressieve of gedissocieerde moeder, zal dit ertoe leiden dat het zich terugtrekt, dat is de enig mogelijke manier om zich te begrenzen. Dit heeft vervolgens een effect op de verdere sociaal-emotionele ontwikkeling. Het kan, om het evenwicht te bewaren, leiden tot een neiging tot dissociëren. Dit heeft dan tot gevolg dat dit in geval van overprikkeling in het volwassen leven ook makkelijker gebeurt. Het kan wel helpen als we in die eerste periode in ons leven ook ervaringen hebben met anderen, die er wel zijn of wel de mogelijkheid kunnen bieden tot sociaal contact.
Als we onze organische zelfregulatie willen herstellen, kunnen we de gespannen en vastgezette lichaamsreacties aanmoedigen zich te ontspannen, en zullen we door alle drie de lagen van het zenuwstelsels moeten gaan. De doorstroming, het afmaken van de beweging, van bevriezing naar vechten of vluchten, en daarna naar communicatie en contact: het sociale systeem. Dit laatste systeem heeft een grote kracht, het is in staat om de acties van andere systemen uit of om te schakelen. Het kan een organisme weer in een staat van ontspanning brengen. Als er na een afschuwelijke gebeurtenis iemand komt die ons troost, die geruststellend praat en contact maakt, is het mogelijk om weer tot rust te komen. Als we een tijd in een veilige, liefdevolle relatie kunnen zijn, is dit helend voor ons zenuwstelsel en het vroege trauma dat zich daarin manifesteert.
Meer info: www.aumm.nl.