Ik is jij, wíj zijn de bron. Ben je alleen of all-een?
‘Had ik maar iemand om van te houden, twee zachte armen om mij heen, die mij altijd beschermen zouden, ik voel mij zo verdomd alleen.’ Luidkeels heb ik dit nummer uit de film Ciske de Rat destijds meegezongen, terwijl mijn hart tegelijkertijd tranen huilde van herkenning. Ik voelde mij zó alleen en had geen enkel idee meer van ‘all-een’.
Rond die tijd – ik was twaalf – voelde ik me serieus depressief. Ik wilde niet leven in de angstaanjagende wereld waar ik in terechtgekomen was. Ik voelde al jong dat er iets niet klopte. In ons gezin niet, in mij niet, in de wereld niet. Ik was bang. Keer op keer was ik bang dat mijn kunstje zou mislukken, dat ik niet goed genoeg zou zijn, dat ik uitgelachen zou worden. Ik zag allemaal maskers waarachter ik de waarheid zocht. Die ik nooit vond. Al jong zocht ik mijn toevlucht bij God. Ik bad om niet meer gepest te worden, verlost te worden van mijn stotteren en om bij de populaire groepjes op school te mogen horen. Ik bad als mijn tranen bleven stromen in de eenzame nachten. Ergens ver weg voelde ik dan de beschermende armen van God om mij heen. Ik hoorde in de kerk dat danken nog belangrijker was dan vragen. Toch vroeg ik me suf, want ik vond het leven oprecht een moeilijke en pijnlijke klus.
Pleisters
Heel veel jaren later verschoof religie richting de spiritualiteit, maar het zoeken ging onverminderd door. God verdween wat meer naar de achtergrond en ‘ik’ kwam er voor terug. Ik ging enorm aan mijn ‘zelf’ sleutelen, op weg naar een betere en vooral meer hele versie van mezelf. Ik zocht antwoorden op de vraag wie ik was en wat de zin van het leven was. Ik ging mediteren, bij vlagen veel en lang. Nog steeds was het een soort vlucht uit dit moment, met de wens op een betere toekomst. Zowel het bidden als het mediteren waren met een doel; een rustiger hoofd en een gelukkiger leven. Bidden en mediteren waren pleisters op de wonden. Tevens leek er in die zoektocht altijd een mooi cadeautje in de toekomst te liggen. Het Koninkrijk kome. Als een kat die een worst wordt voorgehouden. Niet nu, maar later…
Zonder doel
En nu? Zit ik op de bank. Met een kop koffie kijk ik naar buiten, waar een merel zijn nestje bij elkaar sprokkelt. Tikt de klok in de keuken de tijd en gaan mijn gedachten van hier naar daar en weer terug. Alles is zonder doel, zonder idee over hoe het zou moeten zijn. Het is nu. Hier en nu. En ja, soms is het nog steeds een rotklus om nu te zijn. Dan lonkt mijn mobiel of Facebook om te vluchten uit dit moment, als afleiding van mijn denkbeeldige ‘ik’. Want wat brengt die vaak een onrust met zich mee. En op zich is dat nog niet zo erg, maar we geloven ook nog alle onzin die dat ‘ik’ produceert, we nemen die eindeloos verhalende gedachten, analyses en interpretaties bloedserieus.
Op het moment dat we geboren worden, worden we hardhandig op het podium van het aardse theater gesmeten. Dáár begint het spel. Het spel van eenheid dat zich laat zien in vele verschijningsvormen. Zodra we als een verschijningsvorm uit dat Ene ontsproten zijn, ontstaat in de jaren erna al vrij snel het idee van een op zichzelf staand ikje, waardoor de herinnering aan wie we werkelijk zijn ondergesneeuwd raakt onder alle ideeën een aannames die in ons worden gepompt. We worden de droom ingetrokken, waarbij de taal ons ook om de tuin leidt. Overal zetten we ‘ik’ voor – ‘ik doe, ik kies, ik voel’ – waardoor het lijkt alsof ‘ik’ ook werkelijk bestaat. Met dat ‘ik’ ontstaat heel veel gepieker en controledrang in een leven dat zich – net als de natuur – als vanzelf voltrekt.
Vrij van verlangen
Als we ons in dit moment op iets anders kunnen richten (seks, drank, sigaretten, iets kopen), dan zijn we even vrij van verlangen en dus van ons ‘ik’ – het is tijdelijk gesust – en zonder ‘ik’ is het leven zoveel meer relaxed! En waarom voelt slapen zo fijn? Geen ‘ik’! En ken je die momenten dat je volledig opgaat in iets wat je doet? In flow vergeten we onszelf ook volkomen. Dan lossen we op in het geheel, dan is er geen ‘ik’ meer en gaat alles vanzelf. In die momenten worden we niet geconfronteerd met alle leegte, eenzaamheid, eindeloze gedachtestromen en (onbeantwoorde) verlangens die we allemaal hebben, omdat we bij de geboorte losgerukt lijken te zijn van de bron. Líjken. Het is niet werkelijk. Ik ís jij, ik ben alles. We zijn de bron, alles is dat. Altijd en overal. Waar ik eerder altijd voelde dat ik niet in dit leven paste, is er nu een weten dat ik het leven bén. Dat te weten maakt mij enorm dankbaar. All-een. Wij mensen voelen ons afgescheiden en zijn verdwaald geraakt in het spel van ik en jij en alle anderen. Totdat je wakker wordt uit de droom en je weer herinnert wie je werkelijk bent.
Als Rafa, de hoofdpersoon uit mijn eerste roman. Ze was door omstandigheden escortdame geworden.
Rafa worstelt met de leegte van haar bestaan. Door die ene vraag, die een klant – een priester notabene – haar stelt: ‘Waar zou jij spijt van krijgen als je op je sterfbed ligt?’ Hij schotelt haar een mooi cadeautje voor; het vinden van God, waarna er meer rust en minder leegte zal zijn in haar bestaan. Het lonkt. Vol goede moed reist ze af naar een klooster in België. Achter die grote kloosterdeur hoopt ze een glimp van Hem op te vangen, te midden van alle zusters. Daar ontmoet ze zuster Francisca, een schrijnend groot contrast tussen twee leefwerelden. Met tegelijkertijd grote overeenkomsten. Want beiden zoeken de liefde in relaties met ‘de ander’, waarbij ik Jezus ook reken tot de ander.
Mensen zoeken in seks en kloosterleven wellicht hetzelfde, namelijk eenwording. Vanuit het losgerukt lijken te zijn van de bron. Bij seks via het lichaam en middels anderen, bij spiritualiteit via de geest. In beide gevallen gaat het om tijdelijke en vergankelijke ervaringen. Altijd is er een gevoel van heimwee, zonder te weten waarnaar. Altijd is er onrust, is er een zoekend verlangen. Totdat je ziet…
Linda de Roos (www.lindaderoos.nl)
‘Achter de deur ben jij’ is het debuut van Linda de Roos; een roman over liefde, seksualiteit, zingeving en non-dualiteit.
Albert Einstein:
“De mens ervaart zichzelf, zijn gedachten en zijn gevoelens, als iets wat gescheiden is van de rest – een soort optisch bedrog van zijn bewustzijn. Deze waan is als een gevangenis voor ons, waardoor wij onze persoonlijke wensen en affectie beperken voor een paar personen die het dichtst bij ons staan. Onze taak moet zijn onszelf uit deze gevangenis te bevrijden door de kring van ons mededogen uit te breiden en ALLE levende wezens en HEEL de natuur in haar schoonheid te omarmen”