Universele ‘kennis van het hart’
Gnosis als levensmissie van prof.Gilles Quispel
Het begon aan het begin van onze jaartelling. En het is nog springlevend. Nee niet de christelijke kerk, maar juist de stroming waaruit deze is voortgekomen; de gnosis. Het gaat daarbij om de innerlijk geopenbaarde kennis. Al bijna twee millennia ‘gevaarlijke’ kennis… Over wijlen prof.Gilles Quispel en zijn ijver de gnosis bekend te maken verscheen een boek.
Door Jacob Slavenburg
Eindelijk is ze er dan. Een biografie over het werk van professor Gilles Quispel, de pionier op het gebied van de gnosis. Een mooi boek met veel fotomateriaal, leuke wetenswaardigheden over het leven van Quispel en de vele beroemde mensen die hij in zijn lange vruchtbare leven heeft ontmoet. Maar de kern is natuurlijk de gnosis. Velen herinneren zich nog zijn stentorstem op colleges als hij uitriep: “Gnosis is kennisse des harten”. Om die ‘kennisse’ wereldkundig te maken heeft Quispel zich het grootste deel van zijn leven ingespannen; vaak inroeiend tegen een sterke stroom van behoudzucht en theologische dogma’s.
Om even in de herinnering wakker te roepen: het Griekse woord gnosis betekent kennis, inzicht. Kennis die we niet vergaren via louter cognitieve weg, maar die ons als het ware geopenbaard wordt. De sleutel ligt diep in ons zelf. In de opvattingen van de gnostiek is de diepste kern van ieder mens goddelijk. Hij is dat alleen vergeten. Via openbaringen (of het horen van de innerlijke stem) kan de mens zich weer gaan ‘herinneren’ wie hij (zijn diepste Zelf) is. De gnosticus zegt dan ook: Zelfkennis is godskennis. Het behoeft verder geen betoog dat de weg naar binnen een religieuze, zo je wilt, spirituele weg is. Zoals de gnostische Hermes Trismegistus het ooit uitdrukte: ‘De enige religie is een goed mens te zijn.’ Het is dus vooral ook een ethische weg. Duidelijk is dat oorlog, moord, agressie, geweld, uitbuiting, verkrachting, diefstal, twistzucht, uitbuiting, overheersing, etc. niet in deze ethiek passen. Of, zoals Jezus zegt: ‘Heb je broeder lief als je eigen ziel.’
Ketterij
Jezus en de gnosis. Vaak wordt gnosis gezien als een christelijke aberratie. Dat is een misvatting. Gnosis als ‘kennis van het hart’ is universeel van alle tijden en alle culturen. Maar precies in het christendom heeft men er een ketterij van gemaakt. Toen Quispel dat tijdens zijn studie ontdekte, werd hij nieuwsgierig. Zijn rector op het gymnasium had hem juist onderwezen over de schoonheid van de gnosis. Quispel studeerde klassieke talen en theologie en schreef zijn proefschrift over de ketterjager en gnosis-bestrijder Tertullianus. 1951 was een belangrijk jaar voor de toen nog jonge Gilles Quispel. Hij werd benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis van het vroege christendom aan de Rijksuniversiteit van Utrecht en onthulde in zijn boek “Gnosis als Weltreligion” (vier voordragen voor het Jung-instituut in Zürich) dat er bij Nag Hammadi in Egypte een belangwekkende vondst was gedaan van gnostische geschriften. Het zou zijn levenswerk worden.
Waarom zijn die Nag Hammadi-geschriften zo belangrijk? Omdat we nu voor het eerst in een lange geschiedenis inzicht hebben in het wezen van de vroegchristelijke gnostici (en andere spirituele groeperingen in het begin van onze jaartelling). Dat gnosis een belangrijke stroming was in het vroege christendom was al wel eerder bekend door de geschriften van de kerkvaders aan het eind van de tweede eeuw en daarna; maar zij benoemden het als ketterij. Nu hebben we voor het eerst op grote schaal geschriften van de gnostici zelf. En daarmee ook een stuk vergeten geschiedenis. Het vroege christendom blijkt veel ‘spiritueler’ dan wat de kerkelijke traditie heeft overgeleverd. Zo bevatte de vondst van Nag Hammadi ook het beroemd geworden Evangelie van Thomas. Enige jaren voor zijn dood publiceerde Quispel, na een leven lang onderzoek, dat het oudste gedeelte van dat evangelie een halve eeuw ouder was dan de bijbelse evangeliën. Het is geschreven in de gemeente van Jeruzalem rond het jaar 40 na Chr., zo’n tien jaar na de dood van Jezus. Quispel moest er voor afreizen naar Caïro om, met behulp van de toenmalige vorstin Juliana, de vondst veilig te stellen en een eerste vertaling te publiceren van deze ‘geheime woorden van Jezus’. In dat Evangelie van Thomas wijst Jezus de mens de weg om tot het Koninkrijk te komen. Het Koninkrijk niet in theologische zin op een verre plaats (de zoveelste hemel) en een verre tijd (de eindtijd als Christus wederkeert), maar als een bewustzijnstoestand in het hier en nu, zoals blijkt in de volgende passage: “Als jullie de twee tot één maken, het boven als beneden, het binnen als het buiten en het buiten als het binnen en als jullie het mannelijke en vrouwelijke met elkaar verbinden… dan zullen jullie het Koninkrijk binnengaan.”
Goddelijke kern
In de opvattingen van de gnostici was de mens niet de zondaar die de latere kerk van hem maakte, maar bezat hij een goddelijke kern. Lichaam en ziel zouden door de scheppergod zijn geschapen, maar de diepste Licht-Geest-kern is afkomstig uit de Geestelijke lichtwereld die al bestond voor de scheppergod met zijn werk begon. Daarom hadden de gnostici ook een antwoord op het kwaad in de wereld. De god van het oude testament die zegt dat hij jaloers is, die zijn schepsel verdoemt tot in het vierde geslacht als zij hem ongehoorzaam zijn, die de vijanden van Israël de meest verschrikkelijke dingen toewenst, die god kon in de ogen van de gnostici nooit de God van Liefde zijn, de ‘Vader’, waar Jezus zo liefdevol over spreekt. De gnostici hadden dan ook een heel andere kijk op de scheppingsgeschiedenis. Voor Genesis ging een fase van Licht en Geest vooraf. Dat was de geboorteplaats van de wezenlijke kern van de mens: zijn goddelijke Lichtvonk.
Gnostici interpreteerden dan ook het paradijsverhaal in die zin anders dan de gebruikelijke commentaren. In hun ogen was Eva niet de zondares die de zondeval veroorzaakte, maar een verzetsheldin, die het gebod van de egoïstische scheppergod (‘van alle bomen mag je eten, maar niet die van kennis van goed en kwaad’) overtrad. Juist door te eten van de boom der gnosis kwam de goddelijke kennis onder de mensen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vrouw in de gnosis (en het vroegste christendom!) niet achter werd gesteld bij de man; integendeel, het waren juist vaak de vrouwen die via profetie het contact met de geestelijke wereld onderhielden en dat aan hun broeders openbaarden. Illustratief daarvoor is het visioen van Maria Magdalena in het naar haar genoemde evangelie dat tegelijk met de Nag Hammadi-geschriften werd gepubliceerd.
C.G.Jung
Binnen de gnostiek was er een stroming die de verlossing nastreefde door het afzien van alle wereldlijke ‘genoegens’; ascese dus. Maar andere gnostische groeperingen huldigden de opvatting dat je juist in de materie de Geest vrij moest maken. Tot deze laatste groeperingen hoorden ook de Hermetici – niet-christelijke gnostici die een belangrijke stempel op de westerse cultuurtraditie hebben gedrukt. In de kruik van Nag Hammadi vonden we drie geschriften van deze groep, waaronder een zeldzame intieme inwijdingstekst.
Publicatie van dit soort ‘ketterse’ opvattingen werden Quispel lange tijd niet in dank afgenomen. Het heeft hem nooit weerhouden op de ingeslagen weg voort te gaan. Daarbij heeft zijn vriendschap met, en waardering voor, Carl Gustav Jung zeker een belangrijke rol gespeeld. Jung, die al vanaf zijn jeugd interesse in de gnosis had, was met zijn psychoanalytische statements in de ogen van Quispel de ‘vertaler’ van de gnostische opvattingen voor de huidige mens. Want het ging Quispel niet alleen om de historische feiten, maar ook om een mogelijke betekenis van deze rijke vondst voor de mens van vandaag. Ik heb daarover met hem lange gesprekken gevoerd. En het doet me dan ook goed dat er nu een boek verschenen is waarin aan deze pioniersarbeid ruime aandacht wordt besteed.
Leo Köhlenberg, Gnosis als wereldreligie; Leven en werk van Gilles Quispel, Synthese Rotterdam, 2013.
Info: www.jacobslavenburg.nl