
Dromen: informatie uit je onderbewustzijn
Al eeuwen put de mens informatie uit de eigen dromen. Jung maakte er wetenschap van. Dit jaar staan maar liefst twee droomwerkconferenties en – bijeenkomsten op de agenda. Droomwerkgeschiedenis voor fijnproevers.
Door Aad van Ouwerkerk
Droomwerk is als term binnen de controversiële wereld van enerzijds freudianen en anderzijds jungianen onmiskenbaar voortgekomen uit de methodiek van Carl Gustav Jung. Hij doelde hiermee op de confrontatie tussen het bewustzijn en de door de droom gepresenteerde beelden, meestal begeleid door een therapeut. In Jung’s ogen hadden de droombeelden een bedoeling (een finaal aspect), namelijk om de dromer meer zelfkennis te geven en te helpen bij innerlijke ontwikkeling en persoonlijke groei: ons ‘individuatieproces’. Door met de beelden in contact te treden en tot een soort gesprek te komen, stelt de dromer zich beschikbaar voor informatie uit het ‘onbewuste’. Dat onbewuste kan zich zo manifesteren in het imaginatieve, de verbeelding van de dromer, dat er vaak sprake is van zelfinzicht en creatieve impulsen, soms zelfs van helende werking en misschien zelfs van ‘alchemistische transformatie’. In de freudiaanse benadering wordt uitgelegd dat de droom zoals we ons die herinneren, bewerkt kan zijn door het onderbewustzijn, een verandering met als belangrijkste doel onszelf niet te zeer te verontrusten met een onwelkome boodschap. Die activiteit van de psyche noemde Freud ‘Traumarbeit’ (‘droomwerk’ dus). Gelukkig is daarvoor in de literatuur de term ‘droomarbeid’ bedacht – volgens Ole Vedfelt in zijn standaardwerk De droom ook zeker ‘niet te verwarren met het analytische werk met dromen…’[1].
Confrontatie
Toch is de term droomwerk niet door Jung zelf bedacht; deze had voor de boven genoemde benadering van de droombeelden eerder actieve imaginatie als term voorgesteld, waarbij het ‘actieve’ vooral verwees naar het ‘autonome karakter’ van de beelden, die (los van het bewustzijn en buiten de controle van het ego) soms een geheel eigen leven leken te leiden. In zijn Herinneringen, dromen en gedachten beschrijft Jung uitvoerig zijn eigen ervaringen met beelden in dromen en spontane fantasieën die hij allemaal nauwgezet opschreef: in het hoofdstuk Confrontatie met het onbewuste geeft hij intieme details weer van een avontuur in zijn verbeelding, in de tijd dat hij door de breuk met Sigmund Freud sociaal in een isolement was geraakt[2]. De beelden zijn zo adembenemend scherp dat men soms in de verleiding komt om zelfs van een psychotische toestand te spreken. Zo komt Jung een magische figuur tegen die Philémon heet en die hij tekent met de vleugels van een ijsvogel[3]. Die persoon (die Magie gelernt hatte) zal later het prototype blijken te worden van het archetype ‘de oude wijze man’, een symbool voor het Zelf, het centrum van het onbewuste dat ons bijstaat op het levenspad.
Droomwerk als term voor een nieuwe benadering van dromen voert terug naar een latere tijd, toen in de eerste helft van de zeventiger jaren Patricia Garfield in Creatief dromen en Ann Faraday in De positieve kracht van dromen[4] het belang benadrukten bij droominterpretatie van de dromer zelf, zonder wie de droom niet kon worden begrepen. In de confrontatie tussen de dromer en zijn droombeelden was volgens hen geen plaats meer voor een deskundige die op eigen kennis en wijsheid opereerde; zoals zoveel ontwikkelingen uit die tijd was het motto: ‘de verbeelding aan de macht’. Als men hulp zocht bij de omgang met zijn dromen, kon er wel een goede samenwerking ontstaan met een begeleider. De autoriteit van die persoon lag echter hooguit in de ervaring die hij had opgedaan door werk aan zijn eigen droomwerk en niet aan zijn belezenheid of opleiding. Deze afstand die in die tijd genomen werd van ‘deskundigheid’, de afkeer van het zogenaamde ‘one-upmentship’ (het een treetje hoger staan van de therapeut) was een goede en verfrissende zaak. Bijna gênant zijn pogingen om dit gelijkwaardigheidsprincipe terug te laten komen in termen zoals ‘facilitator’ (vergemakkelijker).
Jaren zeventig?
Hier waren uiteraard wel ontwikkelingen aan voorafgegaan. In het Californië van progressief Amerika was Fritz Perls, sterk beïnvloed door Carl Gustav Jung, zijn Gestalt-therapie gaan vormgeven[5], waarbij de confrontatie met de droombeelden voor de dromer, gezeten in de soms angstaanjagende ‘hot seat’, in het vuur van het enthousiasme soms wel eens wat al te heftig kon zijn. Zo gaf Nina Memrath, droomwerker in San Francisco, in de rookruimte van centrum De Elfenbank eens verslag van ervaringen bij Fritz Perls in Big Sur (Californië). Nina had eens in de ontmoetingsruimte een vrouw gesproken die volkomen in de war was: ‘Ik voel me als een vlinder die is opgeprikt’, zei ze. ‘Who pinned you?’ had Nina geheel in de lijn van de confrontatiesfeer gevraagd. ‘Fritz did!’ was het antwoord. Dat er bij goedbedoelde therapie ook van alles mis kan gaan, zelfs bij de zeer groten, is helaas maar al te vanzelfsprekend.
Een typische situatie uit die zeventiger jaren? Droomtherapie werd toen immers eerder vaak opgevat als detectivespel: de therapeut probeert de waarheid rond de droom te achterhalen, terwijl hij daarbij eerder tegenwerking van de dromer ondervindt dan medewerking. Tegen die opgeworpen hindernissen zou slechts het kruid der therapeutische wijsheid opgewassen zijn. Freud gaf dit verschijnsel de naam ‘weerstand’ (Widerstand; Engels:‘resistance’). En wie heeft er niet ooit zo’n sessie meegemaakt waarin weerstanden doorbroken moesten worden? Maar wie heeft niet tevens gemerkt dat dromers na zo’n min of meer agressieve sessie toch weer terugvielen in oude patronen of zelfs na verloop van tijd achteruitgang vertoonden? Het is nog maar de vraag of die hardere therapieën uiteindelijk wel de gewenste resultaten opleverden.
Zo geloof ik zelf dat van weerstanden of van zogenaamd vermijdingsgedrag juist een beschermende werking uit kan gaan. De korst op een wond zou dan min of meer een zelfde functie hebben. Wanneer we die met rust laten, valt hij gewoon spontaan af, wanneer we hem van de wond trekken, begint die weer te bloeden. Bij gezonde mensen lijkt dan ook wel een zekere weerstand aanwezig (maar dan in de betekenis zoals je die ontwikkelt tegen een ziekte die heerst) of weerstand tegen de ongewenste effecten van therapieën. De krachten die jou ogenschijnlijk tegenwerken en die je afhouden van ‘de waarheid omtrent jezelf’, zouden er wel eens op kunnen wijzen dat jouw therapeut of methode niet de meest geëigende is voor het proces waarmee jij momenteel bezig bent.
Ontfutselen
Dit was de kern van de droomwerk-beweging: dromer en begeleider werkten in harmonie en gelijkwaardigheid samen in een joint venture met als doel om aan de droom informatie te ontfutselen waarmee de dromer verder kon in zijn groei, adviezen om eventuele problemen het hoofd te kunnen bieden et cetera. In de Nederlandstalige Gestaltwereld verscheen in 1975 van de Vlaming Bruno-Paul de Roeck Gras onder mijn voeten. Eenvoudige kennismaking met Gestalttherapie[6], waarin de lezer onder andere het volgende advies krijgt: ‘Als iemand je droom gaat uitleggen…gelijk slaan!’ En in diezelfde tijd werkte Strephon Kaplan Williams in de buurt van San Francisco samen met Jeremy Taylor, van wie de frase ‘If this was my dream’ bekend is geworden: over iemand anders droom kun je alleen vanuit een groot respect spreken wanneer je ervan uitgaat dat het je eigen droom is. Strephon Williams beschreef alle methoden en technieken van wat in die laatste jaren van dit decennium dreamwork was gaan heten in zijn ‘droomwerkbijbel’, de Jungian-Senoi dreamwork manual, a Step-by-Step Introduction to Working with Dreams[7]’. Weer jungiaans dus, de invloed is opnieuw evident!
Aad van Ouwerkerk en Hannah van der Borst organiseren in september een jaartraining droomcoach met vele technieken en methoden binnen het in dit artikel bedoeld droomwerk – zie www.droomwerk.net. Een andere internationale conferentie wordt in juni in Amsterdam gehouden – zie: www.dreamconference2011.nl
[1] Ole Vedfelt: De droom, uiteenlopende visies op een fascinerend verschijnsel (Lemniscaat 1997)
[2] C.G. Jung: Herinneringen, dromen en gedachten (Van Loghum Slaterus 1963)
[3] Een uiterst toevallige samenloop van omstandigheden rond een dode ijsvogel die Jung in zijn tuin vindt, wordt in hetzelfde hoofdstuk beschreven. Dit voorval heeft Jungs latere idee van synchroniciteit ( betekenisvol toeval) mede helpen ontwikkelen.
[4] Ann Faraday De positieve kracht van dromen (Nelissen 1974) en Het spel vam onze dromen (Nelissen 1976) Patricia Garfield: Creatief dromen (Spectrum 1976). Toen Hannah en ik ooit bij haar logeerden in Eugene (OR), vertelde Patricia ons emotioneel over de publiciteitsstress die er helaas tussen hen beiden in die tijd had geheerst.
[5] Deze fascinerende werkwijze is op fascinerende wijze op de voet te volgen in de uitgeschreven sessies van de oprichter zelf: Gestalt Therapy Verbatim van Frederick S. Perls (Real People Press 1969). in 1987 verscheen er eindelijk een Nederlandse versie: Gestalt therapie verbatim ( Servire).
[6] Bruno-Paul de Roeck: Gras onder mijn voeten (De Toorts 1975), later gevolgd door het speciek op dromen gerichte Droombeelden, nachtelijke produkten voor dagelijks gebruik (De Toorts 1983).
[7] Strephon Kaplan Williams: Jungian-Senoi dreamwork manual (Journey Press 1980), helaas nooit in die versie vertaald. Een goede tweede keus is Elementen van dromen (Strengholt 1993). Strephon Williams is een van de ‘founding fathers’ van de International Association for the Study of Dreams (IASD) die in juni a.s. in ons land (Rolduc, Kerkrade) ook haar jaarlijkse internationale conferentie houdt – zie: www.asdreams.org. Een tweede internationale conferentie wordt in juni a.s.in Amsterdam gehouden – zie: www.dreamconference2011.nl (er is dit jaar dus legio mogelijkheden om de grote dromers te ontmoeten!